Uw zaligheid verwacht ik
Het is altijd belangrijk om de eerste keer dat een woord voorkomt in de Bijbel, dit onder de loep te nemen. In Genesis 49:18 lezen we “Op Uw zaligheid wacht ik, HEERE!” Het is een belijdenis van Jakob, naast alle zegeningen die hij uitspreekt over zijn zonen. Het woord dat hier met zaligheid is vertaald, wordt elders weergegeven met heil of verlossing. Het is de vertaling van yeshuw’ah, en daar herkennen we Jeshoea, de Verlosser, in. Wellicht dat de slang die hij in het voorgaande vers noemt, of de impact van datgene wat hij zijn zonen meegeeft, of het terugkijken op de moeiten van het leven zo vlak voordat hij sterft, hem als een belijdenis doet uitroepen dat hij de Verlosser verwacht. Deze verwachting was gestoeld op de belofte die de HEERE deed aan Adam en Eva, dat het Nageslacht van de vrouw de kop van de slang zou vermorzelen (Gen. 3:15).
Mirjam de profetes
We kennen Mirjam als de zus van Mozes en Aäron. Meestal wordt ze samen met haar broers genoemd, zoals Micha dit vertelde aan Israël: “Ik (de HEERE) heb u immers uit het land Egypte geleid, u verlost uit het slavenhuis. Ik heb Mozes, Aäron en Mirjam vóór u uit gezonden” (6:4). Zij vormden een drietal, door de HEERE aangesteld om Israël uit Egypte te bevrijden.
Zij was ondernemend. Drie voorvallen beschrijven dit.