Het lied van Efeze 2:4-6
Maar God die rijk is aan erbarmen,
heeft om Zijn liefde voor ons,
Ons, hoewel wij dood waren in zonden,
ons met Zijn Zoon weer opgewekt
Door gena zijn wij behouden
en door gena weer opgewekt.
En nu hebben we een plaats in de hemel,
in Christus Jezus onze Heer.
Leerdicht: Verlossing, maar hoe vaak?Verlossing is steeds noodzaak, het gaat niet verder zo
Dan moet er iets gebeuren, want anders, overflow.
De foetus in de buik, die groeit en groeit en groeit,
Totdat de vliezen breken en het water vloeit.
Er was geen houden aan, het moest er eens van komen.
Daar komt dan een mensje uit, we maken nieuwe dromen.
Er is iets moois gebeurd, het gaat van één naar twee.
’t Begon zo blij en rustig, toen kwam de eerste wee.
Dan komt de smart van ’t baren, God had het al voorspeld.
Das nog een hele klus, in Genesis 3 vermeld.
Maar dan als alles goed gaat, dan blèrt er straks een ukkie
De moegestreden moeder, probeert vooreerst een tukkie.
Dat is nog niet zo simpel: er is iets groots gebeurd.
Er is een mensje bij, en heel mooi roze gekleurd.
Het is ook moe gestreden, maar eindelijk verlost.
Al heeft het voor de moeder, de meeste kracht gekost.
Dan eerst de moedermelk, want beter is er niet.
Met liefde toegediend, veruit de favoriet.
Daarna heel voorzichtig, een hapje vaste spijs.
Onwennig smakkend kleintje, lepeltjes gewijs.
Het groeit als kool, de kleine mens, de oogjes kijken rond.
Een brede lacht verschijnt, als het de moeder vond.
De eerste geluidjes hoor je al, van schateren tot huilen.
Bij het laatste is er troost, dicht bij de moeder schuilen.
Zo gaat het leven: klein wordt groot, maar het houdt geen stand.
Het lichaam wat zo pril begon, is in ouderdom beland.
Het zicht dat wordt iets minder; het lopen dat wordt zwaar.
En sommige deuren sluiten zich, een stok wordt steunpilaar.
Uiteindelijk is ook hier, verlossing weer zeer nodig.
Vervanging van de delen, soms echt overbodig.
Want eens houdt het toch op, de ogen gaan verbleken.
Alles is al een keer gezien, nu zijn ze uitgekeken.
Dan stopt het ingenieuze raderwerk, het hart dat het begeeft,
De levensgeest keert terug naar God, Die hem geschonken heeft.
Het lichaam kan nu weg, het heeft geen enkel nut.
Eindigt op de hof der doden, in een gegraven put.
Ook dit is een verlossing, God geeft nu hemels leven.
’t Was in het Boek des levens, al eeuwen ingeschreven.
Het levenswerk van Christus, op Golgotha volbracht,
Gaf ons al eerder in dit leven, moed en levenskracht.
Tussen die twee verlossingen, zit een heel mensenleven
Je wordt in een register in- en uitgeschreven.
Maar geloof in Christus Jezus, dat is pas Verlossing.
Bevrijding van het aardse juk, Gods heerlijke oplossing.
Je moet niks meer, maar mag alleen, God heeft dat jou gegeven.
En alles wat er fout ooit ging, is allemaal vergeven.
Dat is pas echt Bevrijdingsdag, voor iedere nieuwe dag.
Omdat je een nieuw mens nu bent, en daaruit leven mag.
Oby Vossema