zondag 1 oktober 10:00 - 11:30 spreker Bastin Romijn
zondag 8 oktober 10:00 - 11:30 spreker Hoite Slagter
"Als je geen nee kunt zeggen, betekent je ja niks"

Bijbels Grieks

(Leestijd: 4 - 7 minuten)

WETENSWAARDIGHEDEN OVER HET BIJBELS GRIEKS

 

Dit artikel is welwillend beschikbaar gesteld door M. van Amersfoort van Talencentrum Barneveld.

Het Koinè-Grieks

Ongetwijfeld weet u al dat het Nieuwe Testament in het Grieks is geschreven. Om heel precies te zijn, moeten we zeggen het Koinè-Grieks.

Wat wordt er bedoeld met Koinè-Grieks?

In Athene, het centrum van de Griekse cultuur, werd het klassieke Grieks gesproken.

Deze taal werd gesproken door filosofen, staatslieden, dichters en schrijvers.

Maar de kooplieden en de soldaten - soms ver van het vaderland verwijderd - zetten deze taal naar hun hand. Ze vermeden moeilijke woorden en lastige zinsconstructies en voegden ook woorden die ze op hun reizen gehoord hadden toe.

In deze taal, het Grieks van kooplieden en soldaten, is het NieuweTestament geschreven. We noemen die taal het Koinè-Grieks.

Wonderlijk … toen Gods Woord beperkt moest blijven tot het volk Israël, was er een taal die alleen in Israël verstaan werd.

Maar toen het evangelie tot alle volken gebracht moest worden, was daar het Koinè Grieks, het Grieks van soldaten en kooplieden, een wereldtaal, die tot in de verre omtrek verstaan werd.

 

Het Griekse alfabet.

Hoe ziet het Griekse alfabet eruit? Hieronder vindt u het.

Let op! Eerst de kleine letter, dan de hoofdletter en vervolgens de naam.

α-Α (alfa); β-Β (bèta); γ-Γ (gamma); δ-Δ (delta); ε-Ε (epsilon); ζ-Ζ (dzèta); η-Η (èta);

θ-Θ (thèta); ι-Ι (jota) ; κ-Κ (kappa); λ-Λ (lambda) ; μ-Μ (mu); ν-Ν (nu); ξ-Ξ (xi); ο-Ο (omikron); π-Π (pi); ρ-Ρ (rho); σ-Σ (sigma); τ-Τ (tau); υ-Υ (upsilon); φ-Φ (fi); χ-Χ (chi); ψ-Ψ (psi); ω-Ω (omega).

Aan het eind van een woord wordt de sigma als volgt geschreven: ς

Vast en zeker hebt u wel eens enkele namen van Griekse letters gebruikt.

Bijvoorbeeld:  Wanneer u tegen iemand zegt: "Ik snap er geen jota van" om aan te geven dat u er totaal niets van begrijpt, dan heeft u de naam van een Griekse letter gebruikt. Ook de naam van de letter delta hebt u vast wel eens gebruikt. Denkt u maar eens aan het woord "deltawerken". Verder bestaat het woord "alfabet" uit twee namen van Griekse letters: de alfa en de bèta.

 

Het Griekse woord voor "God" is Θεος (uitspraak: theos)

Van dit woord  is bijvoorbeeld ons woord "theologie"  afgeleid. Ook vinden we dit woord terug in de naam "Theo".

 

Het Griekse woord voor "Heere" is Κυριος (uitspraak: kurios)

De kurios-titel werd pas in de eerste eeuw voor Christus aan de goden gegeven. De Griekse goden kregen deze titel niet, maar de Egyptische wel.

Toen de Romeinse keizers vergoddelijkt werden, namen deze keizers ook de kurios-titel aan. Het zal duidelijk zijn dat de christenen weigerden om de keizer met kurios aan te spreken.

In de Septuaginta, de Griekse vertaling van het Oude Testament, wordt ook de naam "HEERE" (Ik zal zijn, die Ik zijn zal) vertaald met Κυριος.

Misschien komt het woord "kerk" uiteindelijk wel van het woord Kurios, want kυριακος  betekent: van de Heere.

 

Het Griekse woord voor "Christus" is Χριστος (= gezalfde)

πνευμα (uitspraak: pnuima) is het Griekse woord voor "wind", "adem", "de geest van een mens" als tegenstellling van σωμα (= lichaam) en tenslotte ook voor de "geest van God".

Ook het woord πνευμα kennen we in onze taal: pneumatisch (= werkend met lucht).

 

Het Grieks van de schrijvers van het Nieuwe Testament

Het Hebreeuws van het Oude Testament en het Aramees, de omgangstaal in de dagen van Jezus, hebben een duidelijke invloed gehand op het Grieks van het Nieuwe Testament.

De schrijvers van het Nieuwe Testament voegden vele Hebreeuwse en Aramese woorden en uitdrukkingen toe aan het Koinè-Grieks.

Hier volgen een aantal leenwoorden:

αββα, αμην, μαννα, Мεσσιας en ραββι.

In het Nieuwe Testament lezen we dikwijls: "en hij sprak, zeggende…"

Ook deze manier van zeggen is afkomstig uit het Hebreeuws.

Verder draagt het Grieks van het Nieuwe Testament duidelijke kenmerken van een spreektaal. Stopwoorden, die bij het spreken gebezigd worden komen vaak voor.

Een paar voorbeelden: γε = enne, wel, tenminste;  δε= en, maar;  τε = (en) toch

Dergelijke woordjes hebben vaak geen specifieke betekenis in de tekst.

 

Autographen en apographen

Al de originele geschriften (autographen) van de schrijvers van het Nieuwe Testament zijn verloren gegaan.

We bezitten alleen nog afschriften (apographen). Dat aantal afschriften (of handschriften) loopt in de duizenden!

De meeste handschriften zijn tot ons gekomen op perkament (geprepareerde dieren-vellen). Slechts een klein aantal bestaat uit beschreven papyrus.

De Griekse handschriften worden verdeeld in majuskels en minuskels.

Majuskels zijn geschreven in hoofdletters. Minuskels in kleine letters.

De oudste handschriften op perkament zijn geschreven met hoofdletters zonder spaties tussen de woorden.

Het eerste vers van het Evangelie van Johannes zag er dan ongeveer zo uit:

 

ΕΝΑΡΧΗΗΝΟΛΟΓΟΣΚΑΙΟΛΟΓΟΣΗΝΠΡΟΣΤΟΝΘΕΟΝΚΑΙΘΕΟΣΗΝΟΛΟΓΟΣ

 

Zo zou het er in onze taal uitgezien hebben:

 

INDENBEGINNEWASHETWOORDENHETWOORDWASBIJGODENHET WOORDWASGOD.

 

Tot aan de tiende eeuw gaf men aan dit schrift de voorkeur. Latere handschriften werden in kleine letters geschreven.

 

Het zal duidelijk zijn dat een tekst, die vaak overgeschreven wordt niet zonder fouten blijft.

De overschrijvers maakten vergissingen en soms meenden ze dat een verbetering moesten aanbrengen. Zo ontstonden varianten. Loopt het aantal handschriften in de duizenden, dat van de varianten gaat zelfs in de tienduizenden.

Door vergelijking kon echter de echte tekst zonder al te veel moeite worden vastgesteld.

Geen enkel werk uit de oudheid is in zoveel prachtige handschriften en in zo'n zuivere vorm bewaard gebleven als het Nieuwe Testament.

 

 

Enkele handschriften

Tenslotte willen we nog iets zeggen van de gevonden handschriften.

De oudste tekst is de John Rylands Papyrus. Dit fragment van het Evangelie van Johannes wordt gedateerd tussen 100 en 150 jaar na Christus.

 

Een belangrijk handschrift uit het midden van de vierde eeuw is de Codex Sinaïticus.

Het verhaal van de vondst van deze tekst wil ik u niet onthouden.

In 1844 ging Tischendorf met vier Bedoeïnen per kameel naar het St.Catharinaklooster op de berg Sinaï. In dat klooster trof hij een grote mand vol oude perkamenten aan. De bibliothecaris vertelde hem dat er al twee hopen van zulke oude rommel verbrand waren. Al snuffelend in de mand vond Tischendorf er 129 bladen van een Grieks Oude Testament aan.

Meteen zag hij dat deze bladen ouder waren dan enig manuscript dat hij ooit gezien had. Met moeite kreeg hij het gedaan dat hij 43 bladen mocht meenemen.

In 1859 ging hij weer naar dit klooster, maar nu met een aanbevelingsbrief van de Russische tsaar. De codex waartoe de 129 bladen behoord hadden, vond hij niet.

Toen hij echter de avond voor zijn vertrek nog wat dronk met de kloosterbewaarder, liet deze hem zijn oude kopie van de Septuaginta zien waaruit hij elke dag las. Onmiddellijk zag Tischendorf dat dit de codex was die hij zocht. Hierin vond hij de 129 bladen en zelfs een compleet Nieuwe Testament.

 

Tenslotte nog de minuskels. Deze dateren uit de tiende tot de vijfde eeuw en hebben voor het tekstonderzoek beduidend minder betekenis. Want voor het tekstonderzoek geldt: Hoe dichter bij de bron, hoe helderder het water!

 

Nog één opmerking!

Toen er aan de Statenvertaling gewerkt werd, had men geen handschrift dat ouder was dan de elfde eeuw. Er lag dus een kloof van duidend jaar tussen de autographa en de oudst bekende handschriften. Is de tekst van de Statenvertaling dan wel betrouwbaar? Zondermeer!

Maar vandaag bezitten we een tekst, waarvan de kloof niet duizend jaar is, maar ongeveer 50 jaar!  Het belang daarvan moeten we echter niet overdrijven!

 

M. van Amersfoort  (TalencentrumBarneveld.nl)