-
Dagboek - Dag 13
Dag 13 "En het was in het zeshonderdeerste jaar, in de eerste maand, op de eerste dag van die maand, dat het water van boven de aarde opgedroogd was. Toen nam Noach het luik van de ark weg en keek naar buiten, en zie, de aardbodem was opgedroogd" (Gen. 8:13). Er is een nieuw begin. De Heere heeft met de watervloed alles wat bestond, verdelgd: "Zo verdelgde Hij alles wat bestond, wat op de aardbodem was, van mens tot dier, tot kruipende dieren en vogels in de lucht; verdelgd werden...
- Gegevens
- Categorie: Inleiding boeken Nieuwe Testament
- Hits: 11635
Brieven in het Nieuwe Testament
Ongeveer een derde gedeelte van het Nieuwe Testament bestaat uit brieven*. Ze zijn nogal verschillend, maar stuk voor stuk belangrijk. Uit deze brieven kunnen we opmaken wat de apostelen leerden. Ook krijgen we een goed inzicht in de problemen die er in de jonge kerk speelden.
*Voor het woord "brief" staat in er in het Grieks steeds: επιστολη (uitspraak: epistolè)
Van dit woord is ons woord "epistel" afkomstig.
Er staan in het N.T. dertien brieven van Paulus, één anonieme brief (Hebreeën), één brief van Jacobus, twee van Petrus, drie van Johannes en één van Judas.
De brief van Jacobus, de brief van Judas, de beide brieven van Petrus en de eerste brief van Johannes noemen we algemene zendbrieven, want zij zijn niet gericht aan een bepaalde persoon of een bepaalde groep personen.
Zo is bijvorbeeld 1Johannes is wel een algemene zendbrief. Er staat namelijk niet in aan wie hij speciaal gericht is.
2 Johannes is echter geen algemene zendbrief. Hij is namelijk gericht "aan de uitverkoren vrouwe en aan haar kinderen".
De brieven in het Nieuwe Testament hebben dezelfde vaste klassieke vorm. Een uitzondering vormen de brieven aan de Hebreeën en de algemene zendbrieven.
In dit artikel laten we de briefopbouw zien aan de hand van de brief van Paulus aan de Romeinen.
We nemen deze brief door aan de hand van de kenmerken van de briefvorm.
De brief begint met het prescript met de naam van de afzender
1 Paulus, een dienstknecht* van Jezus Christus, een geroepen apostel, afgezonderd tot het Evangelie van God,
2 (Hetwelk Hij te voren beloofd had door Zijn profeten, in de heilige Schriften)
3 Van Zijn Zoon, (Die geworden is uit het zaad van David, naar het vlees;
4 Die krachtelijk bewezen is te zijn de Zoon van God, naar den Geest der heiligmaking, uit de opstanding der doden) [namelijk] Jezus Christus, onzen Heere:
5 (Door Welken wij hebben ontvangen genade en het apostelschap, tot gehoorzaamheid des geloofs onder al de heidenen, voor Zijn Naam;
6 Onder welken gij ook zijt, geroepenen van Jezus Christus!)
* Paulus noemt zich hier een dienstknecht van Jezus Christus. In het Grieks staat hier "δουλος" (doelos), dat is "slaaf". Hiermee wil Paulus aangeven dat Christus zijn Leidsman, de Kυριος (kurios), is.
Dan volgt het adres
7 Allen, die te Rome zijt, geliefden Gods, en geroepen heiligen, genade zij u, en vrede van God, onzen Vader, en den Heere Jezus Christus.
"genade* zij u, en vrede van God, onzen Vader, en den Heere Jezus Christus" Dit is de eigenlijke groet.
*In een gewone Griekse brief gebruikte men daarvoor het woord "χαιρειν" (charein) dat letterlijk "zich verheugen" betekent. Paulus gebruikt het daaraan verwante woord "χαρις" (charis) dat "genade" betekent. Daaraan voegt hij de Joodse groet "sjalom" toe die "vrede" betekent.
Deze zegenbede treffen we ook in de andere brieven van Paulus aan.
Dankzegging voor het geloof van de lezers
8 Eerstelijk dank* ik mijn God door Jezus Christus over u allen, dat uw geloof verkondigd wordt in de gehele wereld.
9 Want God is mijn Getuige, Welken ik diene in mijn geest, in het Evangelie Zijns Zoons, hoe ik zonder nalaten uwer gedenke;
10 Allen tijd in mijn gebeden biddende, of mogelijk mij nog te eniger tijd goede gelegenheid gegeven werd, door den wil van God, om tot ulieden te komen.
*Evenals in de meeste andere brieven van Paulus begint hij de inleiding van de brief met een dankzegging aan God voor het geloof van de lezers.
Dat deze dankzegging niet alleen maar een vorm van beleefdheid is, blijkt daaruit dat hij God tot een getuige aanroept voor zijn gebedsleven.
Hoofdthema van de brief
Het hoofdthema van de brief vinden we in vers 17 van het eerste hoofdstuk.
17 Want de rechtvaardigheid Gods wordt in hetzelve geopenbaard uit geloof tot geloof; gelijk geschreven is: Maar de rechtvaardige zal uit het geloof leven.
Dan volgen de groeten van Paulus
3 Groet Priscilla en Aquila, mijn medewerkers in Christus Jezus;
4 Die voor mijn leven hun hals gesteld hebben; denwelken niet alleen ik danke, maar ook al de Gemeenten der heidenen.
5 [Groet] ook de Gemeente in hun huis. Groet Epénetus, mijn beminde, die de eersteling is van Achaje in Christus. (...)
16 Groet elkander met een heiligen kus. De Gemeenten van Christus groeten ulieden.
"Groet elkander met een “heiligen kus".
Dit is een opdracht tot een onderlinge groet. De "kus" gold in het Midden-Oosten, vooral tussen broeders onderling, als een gebaar van vrede en broederliefde. Aan dit gebruik ontleende men in de gemeente de gewoonte om tijdens de eredienst en na de gebeden bij wijze van groet de "vredeskus" te geven.
Ook in de martelaarsakten* van de oude kerk lezen we dat degenen die terechtgesteld werden elkaar de "vredeskus" gaven voor het vonnis werd voltrokken.
Deze kus wordt hier heilig genoemd, omdat zij gepast en oprecht gemeend moet zijn.
* In de martelaarsakte van Perpetua en Felicitas lezen we:
"Toen eiste het volk hen (Perpetua en Felicitas) in de arena, om als het zwaard hun lichamen zou doorboren, met hun eigen ogen deel te kunnen nemen aan de moord.
Zij (Perpetua en Felicitas) zijn daarop uit eigen beweging opgestaan en hebben zich toen begeven waarheen het volk wilde. Dit deden ze nadat ze eerst elkaar gekust hadden om het martelaarschap te bekrachtigen met de door hun gebruikelijke vredeskus."
En de groeten van Timótheüs, Lucius, Jason en Socipater
21 U groeten, Timótheüs, mijn medearbeider, en Lucius, en Jason, en Socipater, mijn bloedverwanten.
En de groeten van Tertius, Gajus, Erastus en Quartus
22 Ik, Tertius, die den brief geschreven heb, groet u in den Heere.
23 U groet Gajus, de huiswaard van mij en van de gehele Gemeente. U groet Erastus, de rentmeester der stad, en de broeder Quartus.
24 De genade van onzen Heere Jezus Christus zij met u allen. Amen.
Kennelijk is Tertius Paulus' secretaris geweest.
In vers 24 lezen we de persoonlijke groet van Paulus.
Doxologie
25 Hem nu, Die machtig is u te bevestigen, naar mijn Evangelie en de prediking van Jezus Christus, naar de openbaring der verborgenheid, die [van] de tijden der eeuwen verzwegen is geweest;
26 Maar nu geopenbaard is, en door de profetische Schriften, naar het bevel des eeuwigen Gods, tot gehoorzaamheid des geloofs, onder al de heidenen bekend is gemaakt;
27 Den [zelven] alleen wijzen God [zij] door Jezus Christus de heerlijkheid in der eeuwigheid. Amen.
Paulus eindigt met een doxologie, een lofprijzing. Het woord doxologie is van Griekse afkomst: δοξα + λογος ; δοξα (doxa)= roem, lof, glorie; λογος (logos) = woord.
M. van Amersfoort , TalencentrumBarneveld.nl