Micha - Inleiding van Stuart Allen
In de Bijbel komen verschillende Micha’s voor. De naam Micha betekent: Wie is Hem (de HEERE) gelijk? Het is een uitdaging.
De profeet Micha was een Morastiet, dus afkomstig uit Moreset-Gad.
Micha 1:1 Het woord des HEEREN, dat geschied is tot Micha, den Morastiet, in de dagen van Jotham, Achaz en Jehizkia, koningen van Juda; dat hij gezien heeft over Samaria en Jeruzalem.
Samaria is de hoofdstad van het noordelijke 10-stammenrijk (Israël) en Jeruzalem is de hoofdstad van het zuidelijke 2-stammenrijk (Juda). Micha was profeet voor beide koninkrijken. Hij is 60 jaar profeet geweest en dat is een lange tijd, Habakuk heeft maar vier maanden geprofeteerd.
Maar bij Micha was de Geest des Heren 60 jaar op hem.
De profetie gaat over die tijd en plaats, maar ook over de eindtijd.
Hij spreekt vooral tegen de rijke en heersende klasse.
Micha 1:2 Hoort, gij volken altemaal! merk op, gij aarde, mitsgaders derzelver volheid! de Heere HEERE nu zal tot een getuige zijn tegen ulieden, de Heere uit den tempel Zijner heiligheid.
De koningen gedroegen zich zeer ergerlijk door hun offers aan de afgoden. De rijken en de handelaren waren corrupt en bedrogen de armen. De Here heeft dit gezien en getuigt tegen hen.
Amos moest ook als herder tegen de rijken een duidelijke boodschap brengen (zie de studie over Amos).
Micha 1:3 Want ziet, de HEERE gaat uit van Zijn plaats, en Hij zal nederdalen en treden op de hoogten der aarde.
De Heere zal komen om te oordelen, vanwege de overtredingen en zonden en vanwege de afgoderij.
Micha 1:4 En de bergen zullen onder Hem versmelten, en de dalen gekloofd worden, gelijk was voor het vuur, gelijk wateren, die uitgestort worden in de laagte. 5 Dit alles, om de overtreding van Jakob, en om de zonden van het huis Israëls; wie is het begin van de overtreding van Jakob? Is het niet Samaria? En wie van de hoogten van Juda? Is het niet Jeruzalem? 6 Daarom zal Ik Samaria stellen tot een steenhoop des velds, tot plantingen eens wijngaards; en Ik zal haar stenen in de vallei storten, en haar fondamenten ontdekken.
De Heere zal vernietiging brengen.
Micha 1:7 En al haar gesneden beelden zullen vermorzeld worden, en al haar hoerenbeloningen zullen met vuur verbrand worden, en al haar afgoden zal Ik stellen tot een woestheid; want zij heeft ze van hoerenloon vergaderd, en zij zullen tot hoerenloon wederkeren. 8 Hierom zal ik misbaar bedrijven en huilen; ik zal beroofd en naakt gaan; ik zal misbaar maken als de draken, en treuren als de jonge struisen.
De profeet Micha zal blootsvoets gaan als Israël zich niet bekeert en zal huilen.
Dan volgt er een gedeelte in de profetie die eigenlijk in het Hebreeuws zou moeten worden gelezen, want er wordt op rijm en met bepaalde woorden gesproken. Het is bijna onmogelijk om dat op zo’n zelfde manier te vertalen. De namen hebben ook een betekenis. Deze manier werd gebruikt om aandacht te vragen voor het belang van hetgeen gezegd werd.
Micha 1:9 Want haar plagen zijn dodelijk; want zij zijn gekomen tot aan Juda; hij is geraakt tot aan de poort mijns volks, tot aan Jeruzalem. 10 Verkondigt het niet te Gath,
Verkondig het niet te Gath, komt van een uitspraak van David. Als Saul en Jonathan dood zijn, mag het niet verteld worden in Gath, zodat de vijand niet erover zal juichen. Zie 2 Sam 1:
17 David nu klaagde deze klage over Saul en over Jonathan, zijn zoon;
18 Als hij gezegd had, dat men den kinderen van Juda den boog zou leren; ziet, het is geschreven in het boek des Oprechten.
19 O Sieraad van Israël, op uw hoogten is hij verslagen; hoe zijn de helden gevallen!
20 Verkondigt het niet te Gath, boodschapt het niet op de straten van Askelon; opdat de dochters der Filistijnen zich niet verblijden, opdat de dochters der onbesnedenen niet opspringen van vreugde.
weent zo jammerlijk niet; wentelt u in het stof in het huis van Afra. 11 Ga door, gij inwoneres van Safir! met blote schaamte; de inwoneres van Zaanan gaat niet uit; rouwklage is te Beth-haezel; hij zal zijn stand van ulieden nemen. 12 Want de inwoneres van Maroth is krank om des goeds wil; want een kwaad is van den HEERE afgedaald, tot aan de poort van Jeruzalem. 13 Span de snelle dieren aan den wagen, gij inwoners van Lachis! (deze is der dochter Sions het beginsel der zonde ) want in u zijn Israëls overtredingen gevonden. 14 Daarom geef geschenken aan Morescheth-gaths; de huizen van Achzib zullen den koningen van Israël tot een leugen zijn. 15 Ik zal u nog een erfgenaam toebrengen, gij inwoneres van Maresa! Hij zal komen tot aan Adullam, tot aan de heerlijkheid Israëls. 16 Maak u kaal en scheer u, om uw troetelkinderen; verwijd uw kaalheid, als de arend, omdat zij gevankelijk van u zijn weggevoerd.
Afra = huis van stof
Safir = mooi, schoonheid
Zaanan = plaats van marcheren, naar buiten gaan klinkt als Zaanan
Beth-haezel = huis van standvastigheid
Maroth = bitterheid
Lachis = onoverwinnelijk
Morescheth-gath = eigendom van Gath
Achzib = leugenachtig
Maresa = dat aan het hoofd is, erfgenaam klinkt als Maresa (in herziene SV is er vertaald met bezetter).
Je krijgt zinnen zoals hieronder:
Huil, huil niet.
Wentelt u in het stof in het huis van stof.
Inwoners van schoonheid, ga naakt.
Inwoners van marcheren gaan niet uit.
Rouwklacht is in het huis van standvastigheid …
De inwoners van bitterheid wachten op het goede …
De huizen van leugenachtigheid zullen de koningen tot leugen zijn.
In Lachis waren ze begonnen met de afgoderij.
Je hoofd kaal maken werd gedaan door de heidense volken. Het volk Israël liet juist de baard staan, alleen in tijden van rouw niet.
Het is een moeilijk gedeelte om te begrijpen, maar God gaat Israël en Juda oordelen. Er zijn waarschuwingen dat God zal oordelen, als ze zich niet bekeren.
De rijken en machthebbers hebben macht en kracht en zij zijn dus verantwoordelijk.
In hoofdstuk 2
Micha 2:1 Wee dien, die ongerechtigheid bedenken, en kwaad werken op hun legers; in het licht van den morgenstond doen zij het, dewijl het in de macht van hunlieder hand is.
Dit is gericht tegen de rijken, degenen die de macht hebben.
2 En zij begeren akkers, en roven ze, en huizen, en nemen ze weg; alzo doen zij geweld aan den man en zijn huis, ja, aan een iegelijk en zijn erfenis. 3 Daarom, alzo zegt de HEERE: Ziet, Ik denk een kwaad over dit geslacht, waaruit gijlieden uw halzen niet zult uittrekken, en zo rechtop niet gaan; want het zal een boze tijd zijn. 4 Te dien dage zal men een spreekwoord over ulieden opnemen; en men zal een klagelijke klacht klagen, en zeggen: Wij zijn ten enenmale verwoest; Hij verwisselt mijns volks deel; hoe ontwendt Hij mij; Hij deelt uit, afwendende onze akkers. 5 Daarom zult gij niemand hebben, die het snoer werpe in het lot, in de gemeente des HEEREN.
Je kreeg je erfdeel door het lot en dat bleef in de familie.
Dan volgt er een gedeelte tegen de valse profeten.
6 Profeteert gijlieden niet, zeggen zij, laat die profeteren; zij profeteren niet als die; men wijkt niet af van smaadheden. 7 O gij, die Jakobs huis geheten zijt! Is dan de Geest des HEEREN verkort ? Zijn dat Zijn werken ? Doen Mijn woorden geen goed bij dien, die recht wandelt ? 8 Maar gisteren stelde zich Mijn volk op, tot vijand, tegenover een kleed; gij stroopt een mantel van degenen, die zeker voorbijgaan, wederkomende van den strijd. 9 De vrouwen Mijns volks verdrijft gij, elk een uit het huis van haar vermakingen; van haar kinderkens neemt gij Mijn sieraad in eeuwigheid. 10 Maakt u dan op, en gaat henen; want dit land zal de rust niet zijn; omdat het verontreinigd is, zal het u verderven, en dat met een geweldige verderving. 11 Zo er iemand is, die met wind omgaat, en valselijk liegt, zeggende: Ik zal u profeteren voor wijn en voor sterken drank! dat is een profeet dezes volks. 12 Voorzeker zal Ik u, o Jakob! gans verzamelen; voorzeker zal Ik Israëls overblijfsel vergaderen; Ik zal het te zamen zetten als schapen van Bozra; als een kudde in het midden van haar kooi zullen zij van mensen deunen. 13 De doorbreker zal voor hun aangezicht optrekken; zij zullen doorbreken, en door de poort gaan, en door dezelve uittrekken; en hun koning zal voor hun aangezicht henengaan; en de HEERE in hun spits.
De valse profeten vertelden iets anders dan Micha, het tegenovergestelde. Ze zeiden het gaat goed met ons en er zal ons niets overkomen. Ze gedroegen zich als vijanden van God.
Het oordeel staat in vers 12 en 13, ze zullen in ballingschap gaan.
Hoofdstuk 3 is tegen de vorsten en priesters, de hoofden. Als de leiders fout zijn dan is het volk ook fout.
Ze haten het goede en hebben het kwaad lief. Ze plunderen de armen, maar God kan dit niet toestaan.
En als ze dan de Here aanroepen, zal Hij niet naar ze luisteren.
In de kleine profeten zit een directe boodschap voor die tijd, maar soms is er ook nog een verdere vervulling in de toekomst.
De profetie was natuurlijk voor de mensen die in die tijd leefden, anders hadden die er niets aan, maar het is toen ten dele vervuld en de uiteindelijke vervulling komt nog.
Uiteindelijk zullen alle profetieën vervuld worden, en alle problemen opgelost worden als de Here wederkomt en ingrijpt in Israël en de wereld.
Dat is gebaseerd op het Nieuwe Verbond, niet het oude. Bij het Nieuwe Verbond zal God Zijn wet in hun hart leggen, dan zal Israël Zijn volk zijn.
Micha 3:5 Alzo zegt de HEERE, tegen de profeten, die Mijn volk verleiden; die met hun tanden bijten, en roepen vrede uit; maar die niet geeft in hun mond, tegen dien zo heiligen zij een krijg.
Als ze te eten hebben is er vrede, maar anders komt er oorlog.
6 Daarom zal het nacht voor ulieden worden vanwege het gezicht, en ulieden zal duisternis zijn vanwege de waarzegging; en de zon zal over deze profeten ondergaan; en de dag zal over hen zwart worden.
De lamp gaat uit.
7 En de zieners zullen beschaamd, en de waarzeggers schaamrood worden; en zij zullen al te zamen de bovenste lip bewimpelen; want er zal geen antwoord Gods zijn.
De profeten hebben geen boodschap meer.
8 Maar waarlijk, ik ben vol krachts van den Geest des HEEREN; en vol van gericht en dapperheid, om Jakob te verkondigen zijn overtreding, en Israel zijn zonde.
Micha werd geleid door de Heilige Geest en had wel een boodschap. Hij moest het oordeel verkondigen en nog geen herstel. Hij had kracht nodig om dat te doen.
9 Hoort nu dit, gij hoofden van het huis Jakobs, en gij oversten van het huis Israëls! die van het gericht een gruwel hebt, en al wat recht is verkeert; 10 Bouwende Sion met bloed, en Jeruzalem met onrecht. 11 Haar hoofden rechten om geschenken, en haar priesters leren om loon, en haar profeten waarzeggen om geld; nog steunen zij op den HEERE, zeggende: Is de HEERE niet in het midden van ons? Ons zal geen kwaad overkomen. 12 Daarom, om uwentwil, zal Sion als een akker geploegd worden, en Jeruzalem zal tot steenhopen worden, en de berg dezes huizes tot hoogten eens wouds.
Sion, dat is Jeruzalem zal geoordeeld worden.
In hoofdstuk 4 komt het goede nieuws: er komt herstel en zegening, omdat God zijn beloften heeft gedaan Abraham, Isaak en Jacob.
Micha 4:1 Maar in het laatste der dagen zal het geschieden, dat de berg van het huis des HEEREN zal vastgesteld zijn op den top der bergen; en hij zal verheven zijn boven de heuvelen, en de volken zullen tot hem toevloeien. 2 En vele heidenen zullen henengaan, en zeggen: Komt en laat ons opgaan tot den berg des HEEREN, en ten huize van den God Jakobs, opdat Hij ons lere van Zijn wegen, en wij in Zijn paden wandelen; want uit Sion zal de wet uitgaan, en des HEEREN woord uit Jeruzalem. 3 En Hij zal onder grote volken richten, en machtige heidenen straffen, tot verre toe; en zij zullen hun zwaarden slaan tot spaden, en hun spiesen tot sikkelen; het ene volk zal tegen het andere volk geen zwaard opheffen, en zij zullen den krijg niet meer leren.
Dit gedeelte staat ook in Jesaja 2:2-4
Jesaja 2:2 En het zal geschieden in het laatste der dagen, dat de berg van het huis des HEEREN zal vastgesteld zijn op den top der bergen, en dat hij zal verheven worden boven de heuvelen, en tot denzelven zullen alle heidenen toevloeien. 3 En vele volken zullen heengaan en zeggen: Komt, laat ons opgaan tot den berg des HEEREN, tot het huis van den God Jakobs, opdat Hij ons lere van Zijn wegen, en dat wij wandelen in Zijn paden; want uit Sion zal de wet uitgaan, en des HEEREN woord uit Jeruzalem. 4 En Hij zal rechten onder de heidenen, en bestraffen vele volken; en zij zullen hun zwaarden slaan tot spaden, en hun spiesen tot sikkelen; het ene volk zal tegen het andere volk geen zwaard opheffen, en zij zullen geen oorlog meer leren.
Sommige kritieken zeggen dat de profeten elkaar kopieerden. Maar God kan een belangrijke boodschap via verschillende profeten geven.
Jesaja en Micha geven een mooi beeld van de toekomst. Velen vergeestelijken dit, maar het is letterlijk voor Israël, zelfs de geografie zal veranderen, want de Olijfberg zal splijten. Jeruzalem zal het centrum van de aarde worden, niet Londen, New York, Tokio of Moskou. Ze zullen leren dat hun hart zal veranderen.
De volken zullen optrekken en zullen onderwijs krijgen van de Here. De Here zal rechtspreken. De wapens zullen verdwijnen. Wij worden bedreigd door bommen, door het vernuft van mensen, maar alleen de Here kan dit oplossen.
Psalm 46 is een bemoedigende psalm maar het is vooral een profetie voor de toekomst.
God zal spreken en de volken zullen zwijgen.
Er zal vrede zijn, geen antisemitisme, geen dreiging dat Israël de zee zal worden ingedreven.
Micha was niet de enige profeet die dit profeteerde.
Zacharia 3:9 Want ziet, aangaande dien steen, welken Ik gelegd heb voor het aangezicht van Josua, op dien enen steen zullen zeven ogen wezen; ziet, Ik zal zijn graveersel graveren, spreekt de HEERE der heirscharen, en Ik zal de ongerechtigheid dezes lands op een dag wegnemen. 10 Te dien dage, spreekt de HEERE der heirscharen, zult gijlieden een iegelijk zijn naaste nodigen tot onder den wijnstok en tot onder den vijgeboom.
Dit gedeelte geldt niet voor nu, net als het Loofhuttenfeest. De Here alleen kan dit bereiken.
Elia dacht dat hij alleen was overgebleven maar er waren nog 7000 gelovigen. Er is altijd een gelovig overblijfsel. In Handelingen is er op het Pinksterfeest een gelovig overblijfsel om Israël tot jaloersheid te brengen. Dat is niet het Lichaam van Christus.
Uiteindelijk zal er herstel zijn niet alleen voor Israël maar voor alle volken.
Micha ziet uit naar de dag dat er voor angst, oorlog etc. een oplossing zal komen (denk aan Daniël: het beeld en de steen en de beschrijving in het boek Openbaring).
Micha 4:4 Maar zij zullen zitten, een ieder onder zijn wijnstok, en onder zijn vijgeboom, en er zal niemand zijn, die ze verschrikke; want de mond des HEEREN der heirscharen heeft [het] gesproken.
Micha spreekt over het (gelovig) overblijfsel in de volgende verzen:
Micha 5:2-7 2 Daarom zal Hij henlieden overgeven, tot den tijd toe, dat zij, die baren zal, gebaard hebbe; dan zullen de overigen Zijner broederen zich bekeren met de kinderen Israëls.
6) En Jakobs overblijfsel zal zijn in het midden van vele volken, als een dauw van den HEERE, als droppelen op het kruid, dat naar geen man wacht, noch mensenkinderen verbeidt.
7 Ja, het overblijfsel van Jakob zal zijn onder de heidenen, in het midden van vele volken, als een leeuw onder de beesten des wouds, als een jonge leeuw onder de schaapskudden; dewelke, wanneer hij doorgaat, zo vertreedt en verscheurt hij, dat niemand redde.
Er blijft altijd een gelovige rest over, denk maar aan de tijd van Elia en Achab. Gods plan gaat door, ook al zien we dat niet altijd.
Micha 4 vers 10 spreekt van verlossing uit de hand van de vijanden:
Micha 4:10 Lijd smart en arbeid om voort te brengen, o dochter Sions! als een barende [vrouw]; want nu zult gij [wel] uit de stad henen uitgaan, en op het veld wonen, en tot in Babel komen, [maar] aldaar zult gij gered worden; aldaar zal u de HEERE verlossen uit de hand uwer vijanden.
Assyrie was de heerser ten tijde van Micha, maar hier wordt al gesproken over de Babylonische ballingschap, de verlossing hieruit en het regeren.
Micha 4:13 Maak u op en dors, o dochter Sions! Want Ik zal uw hoorn ijzer maken, en uw klauwen koper maken, en gij zult vele volken verpletteren; en Ik zal hunlieder gewin den HEERE verbannen, en hun vermogen den Heere der ganse aarde.
Hier is sprake van de Here der ganse aarde, dat in tegenstelling tot de heer van deze tijd, nl. satan.
Zie ook:
Zacharia 4:14 Toen zeide Hij: Deze zijn de twee olietakken, welke voor den Heere der ganse aarde staan.
Zacharia 14:9 En de HEERE zal tot Koning over de ganse aarde zijn; te dien dage zal de HEERE één zijn, en Zijn Naam één.
Zacharia 6:5 En de Engel antwoordde, en zeide tot mij: Deze zijn de vier winden des hemels, uitgaande van daar zij stonden voor den Heere der ganse aarde.
De Messias:
Micha 5:3 En Hij zal staan, en zal weiden in de kracht des HEEREN, in de hoogheid van den Naam des HEEREN, Zijns Gods, en zij zullen wonen, want nu zal Hij groot zijn tot aan de einden der aarde.
Hier moeten we gelijk denken aan Psalm 23, maar hier gaat het over de ware David, de sterkte des Heren.
De Messias geboren in het kleine geringe Bethlehem, maar daarom juist door God gekozen, Zijn 1e komst.
Micha 5:1 En gij, Bethlehem Efratha! zijt gij klein om te wezen onder de duizenden van Juda? Uit u zal Mij voortkomen, Die een Heerser zal zijn in Israël, en Wiens uitgangen zijn van ouds, van de dagen der eeuwigheid.
In zijn 2e komst zal hij een rechtszaak aangaan en dan gaat het om een grote zaak; na 2000 jaar zal er op de 3e dag een opstanding zijn.
Hosea 6:1) Komt en laat ons wederkeren tot den HEERE, want Hij heeft verscheurd, en Hij zal ons genezen; Hij heeft geslagen, en Hij zal ons verbinden.
2) Hij zal ons na twee dagen levend maken; op den derden dag zal Hij ons doen verrijzen, en wij zullen voor Zijn aangezicht leven.
3) Dan zullen wij kennen, wij zullen vervolgen, om den HEERE te kennen; Zijn uitgang is bereid als de dageraad; en Hij zal tot ons komen als een regen, als de spade regen [en] vroege regen des lands.
Micha 6:1) Hoort nu, wat de HEERE zegt: Maak u op, twist met de bergen, en laat de heuvelen uw stem horen.
2) Hoort, gij bergen! den twist des HEEREN, mitsgaders gij sterke fondamenten der aarde! want de HEERE heeft een twist (rechtszaak) met Zijn volk, en Hij zal Zich met Israël in recht begeven.
3) O Mijn volk! wat heb Ik u gedaan, en waarmede heb Ik u vermoeid? Betuig tegen Mij.
4) Immers heb Ik u uit Egypteland opgevoerd, en u uit het diensthuis verlost; en Ik heb voor uw aangezicht henen gezonden Mozes, Aäron en Mirjam.
5) Mijn volk! gedenk toch wat Balak, de koning van Moab, beraadslaagde, en wat hem Bíleam, de zoon van Beor, antwoordde; [en wat geschied is] van Sittim af tot Gilgal toe, opdat gij de gerechtigheden des HEEREN kent.
De Here spreekt over Zijn zorg voor Israël, in Egypte en daarna.
In Numeri staat de geschiedenis met Balak:
Numeri 22:6) En nu, kom toch, vervloek mij dit volk, want het is machtiger dan ik; misschien zal ik het kunnen slaan, of het uit het land verdrijven; want ik weet, dat, wien gij zegent, die zal gezegend zijn, en wien gij vervloekt, die zal vervloekt zijn.
Numeri 23:7) Toen hief hij zijn spreuk op, en zeide: Uit Syrië heeft mij Balak, de koning der Moabieten, laten halen, van het gebergte tegen het oosten, [zeggende]: Kom, vervloek mij Jakob, en kom, scheld Israël!
8) Wat zal ik vloeken, dien God niet vloekt; en wat zal ik schelden, waar de HEERE niet scheldt?
Balak wilde dat Bileam het volk vervloekte en Bileam was dit ook van plan, maar hij komt tot de conclusie in vers 8: Hoe zou ik vervloeken die God niet vloekt en uiteindelijk zegent Bileam het volkt. De Here beschermt Zijn volk.
Hoe zal het volk de Here tegemoet treden? Niet met rituelen van uiterlijke zaken als brandoffers, maar met het hart en de goede gezindheid (zie vers 8); dit is niet het evangelie maar zijn goede werken die bij gelovigen (door genade) horen.
Micha 6:6) Waarmede zal ik den HEERE tegenkomen, [en] mij bukken voor den hogen God? Zal ik Hem tegenkomen met brandofferen, met eenjarige kalveren?
7) Zou de HEERE een welgevallen hebben aan duizenden van rammen, aan tien duizenden van oliebeken? Zal ik mijn eerstgeborene geven [voor] mijn overtreding, de vrucht mijns buiks [voor] de zonde mijner ziel?
8) Hij heeft u bekend gemaakt, o mens! wat goed is; en wat eist de HEERE van u, dan recht te doen, en weldadigheid lief te hebben, en ootmoediglijk te wandelen met uw God?
In Micha 7 klaagt de profeet over de situatie van Israël. Zij zijn niet goedertieren, oprecht, zij loeren op bloed, de rechter is omgekocht, zij verdraaien het recht etc. etc.
Micha vertrouwt op de Here:
Micha 7:7) Maar ik zal uitzien naar den HEERE, ik zal wachten op den God mijns heils; mijn God zal mij horen.
Ondanks dit alles blijft de Here trouw, Hij houdt Zijn verbond staande en zal verlossen in de toekomst.
Micha 7:14) Gij [dan], weid Uw volk met Uw staf, de kudde Uwer erfenis, die alleen woont, [in] het woud, in het midden van een vruchtbaar land; laat ze weiden [in] Basan en Gílead, als in de dagen van ouds.
15) Ik zal haar wonderen doen zien, als in de dagen, toen gij uit Egypteland uittoogt.
16) De heidenen zullen het zien, en beschaamd zijn, vanwege al hun macht; zij zullen de hand op den mond leggen; hun oren zullen doof worden.
17) Zij zullen het stof lekken, als de slang; als kruipende dieren der aarde, zullen zij zich beroeren uit hun sloten; zij zullen met vervaardheid komen tot den HEERE, onzen God, en zullen voor U vrezen.
Ook hier wordt in vers 14 gesproken over een staf, de goede zorg van God, zie Psalm 23.
Vers 15 spreekt over de zorg van de Here in Egypte.
Vers 16 laat zien dat de heidenvolken (zoals bij de uittocht uit Egypte) beschaamd zullen worden in de toekomst.
Micha’s naam betekent: Wie is Hem (de Here) gelijk en dat is ook de vraag in vers 18:
Micha 7:18) Wie is een God gelijk Gij, Die de ongerechtigheid vergeeft, en de overtreding van het overblijfsel Zijner erfenis voorbij gaat? Hij houdt Zijn toorn niet in eeuwigheid; want Hij heeft lust aan goedertierenheid.
Hij vergeeft en zal Zijn verbond met Jakob en Abraham gedenken, zie vers 20. God breekt Zijn Woord niet, Hij is gisteren, heden en tot in eeuwigheid dezelfde.
De structuur van het boek Micha n.a.v. de structuren van E. Bullinger uit de Companion Bible (vertaald in het Nederlands)
AMic 1:2-3:12 Bedreiging
........ Mic 1:2-2:13 Het volk
...............Mic 1:2-4 De komst van Jehova
..................... Mic 1:5 Beschuldiging
........................... Mic 1:6-7 Bedreiging
................................. Mic 1:8-16 Weeklacht
..................... Mic 2:1-2 Beschuldiging
........................... Mic 2:3 Bedreiging
................................. Mic 2:4-5 Weeklacht
..................... Mic 2:6 a Beschuldiging
........................... Mic 2:6 b Bedreiging
................................. Mic 2:7-11 Weeklacht
............... Mic 2:12-13 De komst van Jehova
.................... Mic 3:1-4 De regeerders
........ Mic 3:5-8 De valse profeten
............... Mic 3:9-12 De heersers
-- B Mic 4:1-5:15 Troost
........... Mic 4:1-5 Algemeen; Het einde
................. Mic 4:6-5:15 Gedetailleerd; De middelen
....................... Mic 4:6-5:8 Het goede gegeven
............................. Mic 4:6-7 Het overblijfsel uitverzameld
................................... Mic 4:8 Het koningschap; "But thou" ( ve''attah )
......................................... Mic 4:9-10 a barensweeen
............................................... Mic 4:10 b Vertrek
..................................................... Mic 4:10 Verlossing
........................................................... Mic 4:11 Vijandigheid
................................................................. Mic 4:12-13 Overwinning
........................................................... Mic 5:1 Vijandigheid (Micha 4:14 NL vert.)
................................... Mic 5:2 De Koning; (Micha 5:1 NL vert.)
......................................... Mic 5:3 a barensweeen (Micha 5:2a NL vert.)
............................................... Mic 5:3-6 a Terugkeer (Micha 5:2b-5a NL vert.)
..................................................... Mic 5:6 b Verlossing (Micha 5:5b NL vert.)
............................. Mic 5:7-8 Het overblijfsel terugverzameld (Micha 5:6-7 NL vert.)
............................. Mic 5:9 Vijanden afgesneden (Micha 5:8 NL vert.)
....................... Mic 5:10-14 Het kwaad weggedaan (Micha 5:9-13 NL vert.)
............................. Mic 5:10 Slechte mensen - militairen (Micha 5:9 NL vert.)
................................... Mic 5:11 Steden (Micha 5:10 NL vert.)
............................. Mic 5:12-14 a Slechte mensen; afgodendienaars (Micha 5:11-13a NL vert.)
................................... Mic 5:14 b Steden (Micha 5:13 NL vert.)
............................. Mic 5:15 Vijanden afgesneden (Micha 5:14 NL vert.)
A Mic 6:1-7:10 Bedreiging
......... Mic 6:1-2 Oproep om te luisteren; Bergen
............... Mic 6:2 Geschil
..................... Mic 6:3-8 Vermaning
........................... Mic 6:3 Vraag van Jehova
................................. Mic 6:4-5 Jehovahs Antwoord; Wat Hij heeft gedaan
........................... Mic 6:6-7 Vraag van Jehovah
................................. Mic 6:8 Jehovahs Antwoord; Wat Israel moet doen
......... Mic 6:9 Oproep om te luisteren; Stad
............... Mic 6:10-16 Geschil
..................... Mic 6:10-12 Beschuldiging; oneerlijkheid en bedrog
........................... Mic 6:13-15 Oordeel; Verwoesting
..................... Mic 6:16 a Beschuldiging; Omri and Achab
........................... Mic 6:16 b Oordeel; verwoesting
..................... Mic 7:1-10 Weeklacht
........................... Mic 7:1-4 Kwaad beklaagd
................................. Mic 7:5-6 Oplossingen; tevergeefs
................................. Mic 7:7 Oplossing; Juist
........................... Mic 7:8-10 Het kwaad doorstaan
-- B Mic 7:11-20 Troost
............ Mic 7:11-13 Herstel van Israel
.................. Mic 7:14 Gebed
............ Mic 7:15-17 Onderwerping van Israels vijanden
.................. Mic 7:18-20 Vergiffenis