-
Dagboek - Dag 110
Dag 110 "Op die dag kwam Gad bij David en zei tegen hem: Ga de heuvel op en richt op de dorsvloer van Arauna, de Jebusiet, een altaar op voor de HEERE" (2 Sam. 24:18). David moet de dorsvloer van Arauna (ook wel Ornan genoemd) kopen om een altaar op te richten. Op deze plaats is de tempel gebouwd: "Toen begon Salomo het huis van de HEERE te bouwen, in Jeruzalem, op de berg Moria, waar de HEERE aan zijn vader David verschenen was, op de plaats die David bepaald had, op de dorsvloer...
"Geen beter leermeester dan tegenslag"
- Gegevens
- Categorie: Inleiding boeken Oude Testament
- Hits: 5877
Inleiding tot het boek Zefanja
Zefanja uit de serie 'de kleine profeten' door Stuart Allen.
Van de kleine profeten wordt er niet veel gelezen uit Zefanja. Hij is de negende en laatste profeet voor de ballingschap. Zijn naam betekent verborgen door de Heere. Hij is waarschijnlijk geboren tijdens het koningschap van Manasse en dat was een gewelddadige koning. 2 Koningen 21:16 zegt: "Bovendien vergoot Manasse heel veel onschuldig bloed, totdat hij Jeruzalem daarmee vervuld had, van het ene einde tot het andere einde". Waarschijnlijk hebben zijn ouders hem verborgen en is hij een achterkleinkind van Hizkia. Zefanja was een tijdgenoot van Jeremia en Josia, die de afgoderij gedeeltelijk uit het land wegdeed. En het boek is waarschijnlijk geschreven voor de val van Nineve.
Het boek Zefanja bevat ook weer een waarschuwing aan het volk Israël aan de volken rondom en aan het eind de belofte van herstel. We kunnen het boek als volgt indelen:
1:1-6 Oordeel. God moet de zonde straffen.
1:7-18 Dag des Heeren.
2 Oordeel over de volken.
3:1-8 Oordeel over Jeruzalem.
3:9-20 Belofte op herstel.
De Baäl was de afgod van de vruchtbaarheid, waarbij immorele afgodendienst was. En er waren afgodspriesters (het Hebreeuwse woord geeft zwarte kleren aan) en de sterren werden aanbeden. Malcam is waarschijnlijk Milkom de afgod van de Ammonieten (zie 2 Koningen. 23:13). Salomo met al zijn wijsheid eindigde met afgoderij als gevolg van al de vrouwen die hij had. Je wordt beïnvloed door de mensen waar je mee omgaat.
Israël wordt gewaarschuwd voor de dag van de Heere, want die is nabij. Deze dag is nog steeds toekomst voor ons. Toen de profeet waarschuwde was het echt, waarom duurt het dan zolang? Als je zegt de dag des Heere komt over 3000 jaar is het geen waarschuwing. Bij Nineve werd gezegd dat de stad verwoest zou worden, maar dat ging eerst niet door omdat de mensen berouw hadden en zich bekeerden. Misschien is zoiets hier ook gebeurd. Johannes de Doper en de Heere Jezus zeggen het koninkrijk is nabij gekomen, maar dat is ook nog niet gebeurd, vanwege het ongeloof van Israël.
De leiders van het volk worden gewaarschuwd.
Het is een aparte uitdrukking over de drempel springen, het zou kunnen gaan over de god Dagon die op de drempel was gevallen en toen wilden de priesters niet meer op de drempel staan (1 Samuel 5:5). Maar het kan ook een uitdrukking zijn voor dieven.
De Vijzelwijk is de handelswijk.
Droesem wijst op wijn, de drinkers zijn ongevoelig voor God en onverschillig.
Hoofdstuk 2 gaat over de volken, de vijanden van Israël die geen verlangen hebben naar God.
Gedurende heel de geschiedenis van Israël is er altijd een gelovig overblijfsel.
Alle windstreken komen aan de beurt. Aan Abraham was belooft "Ik zal zegenen wie u zegenen en wie u vervloekt, zal Ik vervloeken". Er volgt dus een oordeel over de volken. Als de Heere terugkomt, zal Hij ook kijken hoe de volken met Israël zijn omgegaan. Het zal de volken worden verweten als vijanden van Israël zijn. God zal alle afgoden wegdoen.
De uil is een onrein dier. De stad zegt "ik ben en verder niemand", net als de naam van God, Ik ben. In Jesaja 45:5 staat: "Ik ben de HEERE, en niemand anders, buiten Mij is er geen God". Maar nu zegt de stad dit van zichzelf en zal zij tot en woestenij worden. Alle volken zullen in de toekomst opstaan tegen God, dit staat in Openbaring. Dus deze profetie is niet vervuld in de RK-kerk. God zal zelf met de opstandige stad afrekenen en Zijn vuist ballen (gebaart met zijn hand).
De leiders van het volk onderdrukken de armen en luisteren niet naar God. De rechters zijn wolven en eten alles op.
De Heer is in haar midden, dit is altijd een troost. De laatste woorden van Ezechiël zijn JHWH shema, de Heer is daar.
Het oordeel staat uitgebreid beschreven in Openbaring, waar de dag des Heeren wordt beschreven.
Vanaf vers 9 komt dan de ommekeer, het herstel van het volk. Als ze Hem gaan aanroepen en dienen.
Onreine lippen kunnen de Heere niet dienen. Met reine lippen of reine spraak of reine taal. Waarschijnlijk een herstel van de Hebreeuwse taal.
Hoe kan God zo'n volk gebruiken? Door Zijn genade. Niemand is te slecht voor Gods genade.
Er is altijd een overblijfsel, maar uiteindelijk zal heel het volk geloven. De bezoedelde stad zal juichen, want de oordelen worden weggenomen, de Heer is in hun midden.
Christus is niet het hoofd van de kerk of van het lichaam. Hij is de koning van Israël. In Johannes 1 vers 50 staat: "Nathanaël antwoordde en zei tegen Hem: Rabbi, U bent de Zoon van God, U bent de Koning van Israël". Het volk Israël zal een koninklijk priestervolk of een priesterlijk koninkrijk zijn voor de volken tot aan de einde der aarde.
God zal Zich verheugen over Zijn volk, Hij zal juichen. Wij juichen over de genade, maar Hij zal juichen over Zijn volk.
Nu is er veel antisemitisme, maar dan zullen de Joden lof ontvangen. Nu zijn ze verstrooid, maar God zal ze terugbrengen.
Dit kunnen we niet vergeestelijken, het zal letterlijk voor hun ogen gebeuren.
Er is veel oordeel in de kleine profeten, maar het volk dat faalt, krijgt veel genade.
Niemand kan de toestand van Israël ongedaan maken, dat zal de Heer doen. Individuen kunnen tot geloof komen, maar God zal Zijn volk bekeren en het een nieuw hart geven.
Dan zullen ze schouder aan schouder uitgaan. En God zal de satan vernietigen.
Van de kleine profeten wordt er niet veel gelezen uit Zefanja. Hij is de negende en laatste profeet voor de ballingschap. Zijn naam betekent verborgen door de Heere. Hij is waarschijnlijk geboren tijdens het koningschap van Manasse en dat was een gewelddadige koning. 2 Koningen 21:16 zegt: "Bovendien vergoot Manasse heel veel onschuldig bloed, totdat hij Jeruzalem daarmee vervuld had, van het ene einde tot het andere einde". Waarschijnlijk hebben zijn ouders hem verborgen en is hij een achterkleinkind van Hizkia. Zefanja was een tijdgenoot van Jeremia en Josia, die de afgoderij gedeeltelijk uit het land wegdeed. En het boek is waarschijnlijk geschreven voor de val van Nineve.
Het boek Zefanja bevat ook weer een waarschuwing aan het volk Israël aan de volken rondom en aan het eind de belofte van herstel. We kunnen het boek als volgt indelen:
1:1-6 Oordeel. God moet de zonde straffen.
1:7-18 Dag des Heeren.
2 Oordeel over de volken.
3:1-8 Oordeel over Jeruzalem.
3:9-20 Belofte op herstel.
Zefanja 1:1-18
1 Het woord van de HEERE dat gekomen is tot Zefanja, de zoon van Cusji, de zoon van Gedalia, de zoon van Amarja, de zoon van Hizkia, in de dagen van Josia, de zoon van Amon, de koning van Juda. 2 Ik zal alles volkomen wegvagen van de aardbodem, spreekt de HEERE. 3 Ik zal mens en dier wegvagen, Ik zal de vogels in de lucht en de vissen in de zee wegvagen en de struikelblokken, samen met de goddelozen; ja, Ik zal de mensen van de aardbodem uitroeien, spreekt de HEERE.
God spreekt: Hij zal alles wegvagen, Hij zal afrekenen met de zonde.1 Het woord van de HEERE dat gekomen is tot Zefanja, de zoon van Cusji, de zoon van Gedalia, de zoon van Amarja, de zoon van Hizkia, in de dagen van Josia, de zoon van Amon, de koning van Juda. 2 Ik zal alles volkomen wegvagen van de aardbodem, spreekt de HEERE. 3 Ik zal mens en dier wegvagen, Ik zal de vogels in de lucht en de vissen in de zee wegvagen en de struikelblokken, samen met de goddelozen; ja, Ik zal de mensen van de aardbodem uitroeien, spreekt de HEERE.
4 Ik zal Mijn hand uitstrekken tegen Juda en tegen alle inwoners van Jeruzalem. Ik zal van deze plaats uitroeien het overblijfsel van de Baäl, de naam van de afgodspriesters, met de priesters, 5 en hen die zich neerbuigen op de daken voor het leger aan de hemel, en hen die zich neerbuigen en zweren bij de HEERE én zweren bij Malcam, 6 en die zich van de HEERE afkeren, bij Hem vandaan, en die de HEERE niet hebben gezocht en niet naar Hem hebben gevraagd.
De Baäl was de afgod van de vruchtbaarheid, waarbij immorele afgodendienst was. En er waren afgodspriesters (het Hebreeuwse woord geeft zwarte kleren aan) en de sterren werden aanbeden. Malcam is waarschijnlijk Milkom de afgod van de Ammonieten (zie 2 Koningen. 23:13). Salomo met al zijn wijsheid eindigde met afgoderij als gevolg van al de vrouwen die hij had. Je wordt beïnvloed door de mensen waar je mee omgaat.
7 Wees stil voor het aangezicht van de Heere HEERE, want nabij is de dag van de HEERE. Ja, de HEERE heeft een offer bereid, Zijn genodigden geheiligd.
Israël wordt gewaarschuwd voor de dag van de Heere, want die is nabij. Deze dag is nog steeds toekomst voor ons. Toen de profeet waarschuwde was het echt, waarom duurt het dan zolang? Als je zegt de dag des Heere komt over 3000 jaar is het geen waarschuwing. Bij Nineve werd gezegd dat de stad verwoest zou worden, maar dat ging eerst niet door omdat de mensen berouw hadden en zich bekeerden. Misschien is zoiets hier ook gebeurd. Johannes de Doper en de Heere Jezus zeggen het koninkrijk is nabij gekomen, maar dat is ook nog niet gebeurd, vanwege het ongeloof van Israël.
8 Het zal gebeuren op de dag van het offer van de HEERE dat Ik de vorsten zal straffen, en de koningskinderen, en allen die in uitheemse kleding gekleed gaan.
De leiders van het volk worden gewaarschuwd.
9 Ook zal Ik op die dag straffen allen die over de drempel springen, die het huis van hun heren vullen met geweld en bedrog.
Het is een aparte uitdrukking over de drempel springen, het zou kunnen gaan over de god Dagon die op de drempel was gevallen en toen wilden de priesters niet meer op de drempel staan (1 Samuel 5:5). Maar het kan ook een uitdrukking zijn voor dieven.
10 En op die dag, spreekt de HEERE, zal er hulpgeroep klinken vanuit de Vispoort, gejammer vanuit het nieuwe gedeelte van de stad, en groot noodgeschrei vanuit de heuvels. 11 Weeklaag, inwoners van de Vijzelwijk, want heel het volk van kooplieden is omgebracht, allen die geld afwegen zijn uitgeroeid.
De Vijzelwijk is de handelswijk.
12 En in die tijd zal het gebeuren dat Ik Jeruzalem met lampen zal doorzoeken. Ik zal de mannen straffen die dik worden op hun droesem, die in hun hart zeggen: De HEERE doet geen goed en Hij doet geen kwaad.
Droesem wijst op wijn, de drinkers zijn ongevoelig voor God en onverschillig.
13 Daarom zal hun vermogen tot buit worden, hun huizen tot een woestenij. Zij zullen huizen bouwen, maar die niet bewonen; zij zullen wijngaarden planten, maar daarvan de wijn niet drinken. 14 De grote dag van de HEERE is nabij; hij is nabij en nadert zeer snel. Hoor, de dag van de HEERE! De held zal daar bitter schreeuwen! 15 Een dag van verbolgenheid is die dag, een dag van benauwdheid en angst, een dag van verwoesting en vernietiging, een dag van duisternis en donkerheid, een dag van donkere wolken, 16 een dag van bazuingeschal en krijgsgeschreeuw tegen de versterkte steden en tegen de hoge hoektorens. 17 Ik zal de mensen benauwen, zodat zij zullen gaan als de blinden, want zij hebben tegen de HEERE gezondigd. Hun bloed zal uitgegoten worden als stof en hun lichaam als uitwerpselen. 18 Ook hun zilver, ook hun goud zal hen niet kunnen redden op de dag van de verbolgenheid van de HEERE. Door het vuur van Zijn na-ijver zal heel dit land verteerd worden, want Hij zal zeker en spoedig een vernietigend einde maken aan alle inwoners van het land.
Hoofdstuk 2 gaat over de volken, de vijanden van Israël die geen verlangen hebben naar God.
Zefanja 2:1-15
1 Onderzoek uzelf nauwkeurig, ja onderzoek uzelf, volk zonder verlangen naar God, 2 voordat het besluit het licht ziet – een dag gaat als kaf voorbij – voordat over u komt de brandende toorn van de HEERE, voordat over u komt de dag van de toorn van de HEERE. 3 Zoek de HEERE, alle zachtmoedigen van het land, die Zijn recht uitvoeren. Zoek gerechtigheid, zoek zachtmoedigheid, misschien zult u dan verborgen worden op de dag van de toorn van de HEERE.
1 Onderzoek uzelf nauwkeurig, ja onderzoek uzelf, volk zonder verlangen naar God, 2 voordat het besluit het licht ziet – een dag gaat als kaf voorbij – voordat over u komt de brandende toorn van de HEERE, voordat over u komt de dag van de toorn van de HEERE. 3 Zoek de HEERE, alle zachtmoedigen van het land, die Zijn recht uitvoeren. Zoek gerechtigheid, zoek zachtmoedigheid, misschien zult u dan verborgen worden op de dag van de toorn van de HEERE.
Gedurende heel de geschiedenis van Israël is er altijd een gelovig overblijfsel.
4 Want Gaza zal verlaten worden en Askelon tot woestenij; Asdod, midden op de dag zal men het verdrijven, en Ekron zal ontworteld worden. 5 Wee u, bewoners van het gebied aan de zee, volk van Kretenzers, het woord van de HEERE is tegen u! Kanaän, land van de Filistijnen! Ik zal u verdelgen, zodat er geen inwoner meer is. 6 Het gebied aan de zee zal tot weiden worden met putten voor herders en kooien voor kleinvee. 7 En het gebied zal zijn voor het overblijfsel van het huis van Juda, zodat zij daarin zullen weiden. 's Avonds zullen zij in de huizen van Askelon neerliggen, want de HEERE, hun God, zal naar hen omzien en een omkeer in hun gevangenschap brengen. 8 Ik heb de smadelijke woorden van Moab gehoord en de beschimping door de Ammonieten, waarmee zij Mijn volk gesmaad hebben, zich verheven hebben tegen hun gebied. 9 Daarom, zo waar Ik leef, spreekt de HEERE van de legermachten, de God van Israël: Voorzeker, Moab zal als Sodom worden en de Ammonieten als Gomorra: een distelveld, een zoutgroeve en een woestenij tot in eeuwigheid! De rest van Mijn volk zal hen plunderen, het overblijfsel van Mijn volk zal hen in erfelijk bezit nemen. 10 Dit overkomt hun vanwege hun trots, omdat zij zich al honend verheven hebben tegen het volk van de HEERE van de legermachten. 11 Ontzagwekkend zal de HEERE voor hen zijn, want Hij zal alle goden van de aarde doen verschrompelen. Alle kustlanden van de heidenvolken zullen zich voor Hem neerbuigen, ieder vanuit zijn eigen woonplaats. 12 Ook u, Cusjieten! Gevallen door Mijn zwaard zijn zij! 13 Hij zal ook Zijn hand uitstrekken tegen het noorden en Assyrië doen ondergaan. Hij zal Ninevé tot een woestenij maken, dor als een woestijn.
Alle windstreken komen aan de beurt. Aan Abraham was belooft "Ik zal zegenen wie u zegenen en wie u vervloekt, zal Ik vervloeken". Er volgt dus een oordeel over de volken. Als de Heere terugkomt, zal Hij ook kijken hoe de volken met Israël zijn omgegaan. Het zal de volken worden verweten als vijanden van Israël zijn. God zal alle afgoden wegdoen.
14 In het midden ervan zullen kudden neerliggen, allerlei in groepen levende dieren. Zowel kauw als nachtuil zal op zijn kapitelen overnachten. Een stem zal door het venster zingen, puin zal op de drempel liggen, want het cederwerk is blootgelegd. 15 Dit is de uitgelaten stad, die zo onbezorgd woonde, die in haar hart zei: Ik en verder niemand. Hoe is zij tot een woestenij geworden, een rustplaats voor de wilde dieren! Ieder die erdoorheen trekt, sist van afschuw en gebaart met zijn hand.
De uil is een onrein dier. De stad zegt "ik ben en verder niemand", net als de naam van God, Ik ben. In Jesaja 45:5 staat: "Ik ben de HEERE, en niemand anders, buiten Mij is er geen God". Maar nu zegt de stad dit van zichzelf en zal zij tot en woestenij worden. Alle volken zullen in de toekomst opstaan tegen God, dit staat in Openbaring. Dus deze profetie is niet vervuld in de RK-kerk. God zal zelf met de opstandige stad afrekenen en Zijn vuist ballen (gebaart met zijn hand).
Zefanja 3:1-20
1 Wee de rebelse, de besmette, de stad die onderdrukt! 2 Zij luistert niet naar de roepstem, geen vermaning aanvaardt zij. Op de HEERE vertrouwt zij niet, tot haar God nadert zij niet. 3 Haar vorsten zijn in haar midden brullende leeuwen. Haar rechters zijn avondwolven, die tegen de morgen niets meer te knagen hebben.
1 Wee de rebelse, de besmette, de stad die onderdrukt! 2 Zij luistert niet naar de roepstem, geen vermaning aanvaardt zij. Op de HEERE vertrouwt zij niet, tot haar God nadert zij niet. 3 Haar vorsten zijn in haar midden brullende leeuwen. Haar rechters zijn avondwolven, die tegen de morgen niets meer te knagen hebben.
De leiders van het volk onderdrukken de armen en luisteren niet naar God. De rechters zijn wolven en eten alles op.
4 Haar profeten zijn lichtzinnig, mannen vol trouweloosheid. Haar priesters ontheiligen het heilige, zij doen de wet geweld aan. 5 De rechtvaardige HEERE is in haar midden, Hij doet geen onrecht. Elke morgen brengt Hij Zijn recht aan het licht, er ontbreekt niets aan. Maar wie onrecht doet, kent geen schaamte.
De Heer is in haar midden, dit is altijd een troost. De laatste woorden van Ezechiël zijn JHWH shema, de Heer is daar.
6 Ik heb heidenvolken uitgeroeid, hun hoektorens zijn verwoest. Ik heb hun straten leeg gemaakt, niemand trekt er nog doorheen. Hun steden liggen in puin; er is niemand meer, geen enkele inwoner. 7 Ik zei: Nu zult U Mij zeker vrezen, u zult de vermaning aanvaarden, opdat haar woning niet uitgeroeid zou worden, hoe Ik haar ook gestraft heb. Toch waren zij er vroeg bij, zij hebben totaal verderfelijk gehandeld. 8 Daarom, verwacht Mij, spreekt de HEERE, op de dag dat Ik opsta om buit te halen, want Mijn oordeel is de heidenvolken te verzamelen, de koninkrijken bijeen te brengen, om over hen Mijn gramschap uit te storten, heel Mijn brandende toorn. Want door het vuur van Mijn na-ijver zal heel dit land verteerd worden.
Het oordeel staat uitgebreid beschreven in Openbaring, waar de dag des Heeren wordt beschreven.
Vanaf vers 9 komt dan de ommekeer, het herstel van het volk. Als ze Hem gaan aanroepen en dienen.
9 Voorzeker, dan zal Ik bij de volken de lippen veranderen in reine lippen, zodat zij allen de Naam van de HEERE zullen aanroepen, om Hem schouder aan schouder te dienen.
Onreine lippen kunnen de Heere niet dienen. Met reine lippen of reine spraak of reine taal. Waarschijnlijk een herstel van de Hebreeuwse taal.
10 Van over de rivieren van Cusj zullen zij die vurig tot Mij bidden, het volk, overal door Mij verspreid, Mijn offer brengen. 11 Op die dag zult u niet beschaamd zijn over al uw daden waarmee u tegen Mij in opstand kwam, want dan zal Ik hen uit uw midden wegdoen die uitgelaten zijn over uw hoogmoed. Voortaan zult u zich niet meer verheffen omwille van Mijn heilige berg.
Hoe kan God zo'n volk gebruiken? Door Zijn genade. Niemand is te slecht voor Gods genade.
12 Maar Ik zal in uw midden doen overblijven een ellendig en arm volk. Zij zullen op de Naam van de HEERE vertrouwen. 13 Het overblijfsel van Israël zal geen onrecht doen en geen leugen spreken, en in hun mond zal niet gevonden worden een tong die bedriegt. Ja, zij zullen weiden en neerliggen, en niemand zal hun schrik aanjagen. 14 Zing vrolijk, dochter van Sion! Juich, Israël! Wees blij en spring op van vreugde met heel uw hart, dochter van Jeruzalem! 15 De HEERE heeft uw oordelen weggenomen, Hij heeft uw vijand weggevaagd. De Koning van Israël, de HEERE, is in uw midden: u zult geen kwaad meer zien.
Er is altijd een overblijfsel, maar uiteindelijk zal heel het volk geloven. De bezoedelde stad zal juichen, want de oordelen worden weggenomen, de Heer is in hun midden.
16 Op die dag zal tegen Jeruzalem gezegd worden: Wees niet bevreesd, Sion! Verlies de moed niet. 17 De HEERE, uw God, is in uw midden, een Held, Die verlossen zal. Hij zal Zich over u verheugen met blijdschap. Hij zal zwijgen in Zijn liefde. Hij zal Zich over u verblijden met gejuich. 18 Wie bedroefd zijn vanwege de samenkomst zal Ik verzamelen, zij zijn uit u; de smaad drukt als een last op hen. 19 Zie, in die tijd ga Ik optreden tegen al uw verdrukkers. Ik zal verlossen wie mank gaat, bijeenbrengen wie verdreven is. Ik zal hen maken tot lof en tot een naam in heel het land waar zij beschaamd waren. 20 In die tijd zal Ik u hierheen brengen, namelijk in de tijd dat Ik u zal bijeenbrengen. Voorzeker, Ik zal u maken tot een naam en tot lof onder alle volken van de aarde, wanneer Ik voor uw ogen een omkeer in uw gevangenschap breng, zegt de HEERE.
Christus is niet het hoofd van de kerk of van het lichaam. Hij is de koning van Israël. In Johannes 1 vers 50 staat: "Nathanaël antwoordde en zei tegen Hem: Rabbi, U bent de Zoon van God, U bent de Koning van Israël". Het volk Israël zal een koninklijk priestervolk of een priesterlijk koninkrijk zijn voor de volken tot aan de einde der aarde.
God zal Zich verheugen over Zijn volk, Hij zal juichen. Wij juichen over de genade, maar Hij zal juichen over Zijn volk.
Nu is er veel antisemitisme, maar dan zullen de Joden lof ontvangen. Nu zijn ze verstrooid, maar God zal ze terugbrengen.
Dit kunnen we niet vergeestelijken, het zal letterlijk voor hun ogen gebeuren.
Er is veel oordeel in de kleine profeten, maar het volk dat faalt, krijgt veel genade.
Niemand kan de toestand van Israël ongedaan maken, dat zal de Heer doen. Individuen kunnen tot geloof komen, maar God zal Zijn volk bekeren en het een nieuw hart geven.
Dan zullen ze schouder aan schouder uitgaan. En God zal de satan vernietigen.