-
Dagboek - Dag 279
Dag 279 "En als hij zevenmaal per dag tegen u zondigt en zevenmaal per dag naar u terugkomt en zegt: Ik heb berouw, dan zult u hem vergeven" (Luk. 17:4). Vergeven is heel belangrijk. Onze zonden zijn vergeven, dus moeten we anderen ook vergeven: "Laat alle bitterheid, woede, toorn, geschreeuw en laster van u weggenomen worden, met alle slechtheid, maar wees ten opzichte van elkaar vriendelijk en barmhartig, en vergeef elkaar, zoals ook God in Christus u vergeven heeft" (Efe....
"Christenen zijn het levende bewijs dat God humor heeft"
- Gegevens
- Categorie: Inleiding boeken Oude Testament
- Hits: 3694
Hooglied deel 10 - (Slot) – Hooglied (8:5-14)
Het Bijbelboek Hooglied wordt samen met Openbaring gerekend tot de moeilijkst verklaarbare boeken van de Bijbel. In een reeks artikelen hebben wij een poging gedaan om zicht te krijgen op de betekenis van dit Bijbelboek. Nu het laatste deel.
IN AMEN 129 - NOVEMBER 2016 (11-11-2016) OP PAGINA 18
Wij zijn aanbeland bij het einde van het boek Hooglied en daarmee ook bij het slot van deze reeks. Aan het begin van Hooglied hebben wij gezien hoe de Sulammitische onvrijwillig naar het hof van koning Salomo werd gebracht. Zij verlangde echter niet naar koning Salomo, maar naar haar geliefde, de herder, met wie wij haar afwisselend samen en gescheiden zien. Tussen de bedrijven door probeert koning Salomo de Sulammitische voor zich te winnen. Dit doet hij mede door de inzet van zijn harem, de dochters van Jeruzalem. Toch blijft de Sulammitische haar herder trouw. In het slot van dit Bijbelboek zien wij hun liefde bezegeld.
Episode VI De Sulammitische keert terug.
8:5a De vrienden van de herder tegen elkaar
Nadat wij in de vorige episode zagen dat koning Salomo met steun van de dochters van Jeruzalem een laatste, maar vergeefse poging, waagde om de Sulammitische voor zich te winnen, staat in dit gedeelte de liefde en trouw tussen de Sulammitische en haar herder centraal. Haar wens uit 8:3 "Laat zijn linkerarm onder mijn hoofd zijn en zijn rechter mij omhelzen" lijkt in zekere zin bewaarheid te worden: "Wie is zij die daar opkomt uit de woestijn, leunend op haar liefste?" (8:5). Wij zien hier de Sulammitische, leunend op haar haar geliefde herder, vanuit de woestijn verschijnen. Dit gebeurt niet in grootsheid of pracht en praal. De nadruk ligt op haar steunen en vertrouwen op de herder. Uiteindelijk is het fundament van echte liefde trouw en vertrouwen. Dat houdt in dat men ondanks alle omstandigheden elkaar blijft steunen. Wellicht staat de woestijn hier voor een stuk beproeving en lijden. Uiteraard moeten wij hier ook denken aan hetgeen in Hosea 2:13-19 ten aanzien van de relatie tussen de HEERE en Israël staat: "Daarom, zie, Ikzelf ga haar lokken, haar de woestijn in leiden, en naar haar hart spreken (…) Ik zal u voor eeuwig tot Mijn bruid nemen: ja, Ik zal u tot Mijn bruid nemen in gerechtigheid en recht, in goedertierenheid en in barmhartigheid. In trouw zal Ik u voor Mij als bruid nemen; en u zult de HEERE kennen." Trouw, daar gaat het hier dus ook over. Trouw heeft in de Bijbel ook nauwe verwantschap met geloof, zoals de Heere Jezus in één van Zijn gelijkenissen over het Koninkrijk van de hemelen laat zien: "Goed gedaan, goede en trouwe slaaf, over weinig bent u trouw geweest, over veel zal ik u aanstellen; ga in, in de vreugde van uw heer" (Matt. 25:21).
8:5b-7 De Sulammitische tegen de herder
De trouw – zoals uitgebeeld in het steunen van de Sulammitische op de herder – zien wij ook terug in hetgeen de Sulammitische vervolgens tegen de herder zegt. Maar daarbij gaat zij eerst in op hoe hun liefde begon. Onder de appelboom werd de liefde tussen hen beiden opgewekt. De appelboom vormt hier een plaats van vruchtbaarheid en ook van aangenaamheid en liefkozing. In 2:3 kwamen wij de appelboom ook al tegen: "Als een appelboom tussen de bomen van het woud, zo is mijn liefste tussen de jongemannen. Ik verlang er sterk naar in zijn schaduw te zitten en zijn vrucht is zoet voor mijn gehemelte." De ontmoeting tussen de Sulammitische en de herder vond op de juiste plek onder de juiste omstandigheden plaats, waardoor de liefde kon opbloeien. De liefde behaagde het hen samen te brengen (vgl. 8:4). Er is hier echter geen sprake van willekeurig toeval. De Sulammitische laat zien dat de herder voor haar was voorbestemd. Want onder dezelfde appelboom waar hun liefde ontstond, daar werd hij eens geboren. De plek van het begin van zijn leven is dezelfde plek als het begin van hun liefde, een liefde die uiteindelijk bezegeld wordt in eeuwige trouw.
Wij kunnen hier niet om een vergelijking heen van de relatie tussen de Messias en Zijn volk Israël. Werd Hij niet op dezelfde plek geboren als waar Hij eens weer aan hen zal verschijnen en hen tot vrouw zal nemen? Is Hij niet het Lam dat vanaf de grondlegging van de wereld (Opb. 13:8) geslacht is voor Zijn volk (en overigens uiteindelijk voor de hele wereld)? Is Hij het niet Die uiteindelijk - zoals wij eerder konden lezen in Hosea - Zijn volk vanuit liefde en trouw tot bruid zal nemen?
De liefde die al bij de geboorte van de herder voorbestemd was, krijgt haar bezegeling in de woorden die de Sulammitische vervolgens spreekt: "Leg mij als een zegel op uw hart, als een zegel op uw arm." De Sulammitische vraagt de herder hier in beeldspraak dat zij één worden. Een zegel(ring) werd door de bezitter aan een koord om de hals of aan een armband om de pols gedragen. De afdruk ervan toonde aan dat iets zijn bezit of beslissing was. Als dan de Sulammitische hier verzoekt om de zegel van de herder te zijn, vraagt zij eigenlijk of zij de afdruk van zijn beeltenis mag zijn. Dit is wat wij later in de Bijbel ook tegenkomen ten aanzien van de relatie tussen Christus en de gelovigen: "Want hen die Hij van tevoren gekend heeft, heeft Hij er ook van tevoren toe bestemd om aan het beeld van Zijn Zoon gelijkvormig te zijn…" (Rom. 8:29). En natuurlijk kunnen wij ook denken aan de verzegeling met heilige geest, waarover op verschillende plaatsen in de Bijbel gesproken wordt. Deze verzegeling is een teken en bewijs dat de gelovige Gods eigendom is en voor zeker zal delen in de heerlijkheid die God voor hem of haar bestemd heeft. Het is een bewijs van trouw, dat zelfs door de dood heen zal blijven bestaan.
Over het weerstaan van de dood lezen wij ook in het vervolg van Hooglied: "Want de liefde is sterk als de dood, de hartstocht onstuitbaar als het graf" (8:6b). De liefde is zo sterk als de dood en kan daarom door haar niet overwonnen worden. De kracht van de liefde wordt ook nog op andere wijze uitgebeeld: "Vele wateren kunnen de liefde niet uitblussen en rivieren spoelen haar niet weg. Al gaf iemand al het bezit van zijn huis voor de liefde, men zou hem smadelijk verachten" (8:7). Deze woorden leren ons dat geen enkele kracht, macht of rijkdom de liefde teniet kan doen of kan kopen. De liefde valt niet te sturen of te doven. Dit wordt ook duidelijk in de laatste woorden uit 8:6: "Haar vonken zijn vurige vonken, vlammen van de HEERE." Het is de vraag of hier met het Hebreeuwse woord 'ya' daadwerkelijk de HEERE aangeduid wordt. Het is waarschijnlijker dat hier met 'ya' bedoeld wordt dat het 'sterke' of 'krachtige' vlammen zijn. Hoe het ook zij, de liefde kent sowieso haar oorsprong bij God, want God is liefde en Zijn liefde heeft door Zijn Zoon de dood overwonnen (1 Joh. 4:8-9). De liefde is zelfs meer dan geloof en hoop: "En nu blijven geloof, hoop en liefde, deze drie, maar de meeste van deze is de liefde" (1 Kor. 13:13).
8:8-9 De broers van de Sulammitische tegen elkaar
In het volgende gedeelte zien wij de broers van de Sulammitische met elkaar spreken. Na het prachtige gedeelte over de liefde, komt dit gedeelte toch wat vreemd over, zeker als wij naar de eerste woorden kijken: "Wij hebben een kleine zuster die nog geen borsten heeft…". Wat hier gebeurt is dat wij mee teruggenomen worden naar de tijd dat de Sulammitische nog jong was. In die tijd is de basis gelegd voor de wijze waarop zij nu met de liefde om kan gaan en ervan kan genieten, namelijk in een unieke relatie tussen de herder en haar, gebaseerd op wederzijdse trouw. Wat de broers hebben gedaan, is hun zus beschermen. Als zij al een onneembare muur is, dan zullen zij er een uitkijktoren opzetten en als zij een gesloten deur is, dan zullen zij haar op slot doen. Ook gaven zij haar een wijngaard om die te bewerken (1:6). Zo wordt zij beschermd tegen onzedelijkheid. Dat is beter dan dat zij zomaar wat rond zou hangen en een prooi voor de mannen zou zijn. Dit laatste heeft toch in zekere zin plaats gevonden toen de Sulammitische zich niet van haar taak kweet en vervolgens meegenomen werd door Salomo. Uiteindelijk is het allemaal wel weer goed gekomen doordat zij trouw bleef aan haar geliefde, met wie zij op het laatst vanuit de woestijn verscheen.
Uit dit gedeelte valt te leren dat de grondslag voor het kunnen en mogen ervaren van liefde gelegd wordt in de jeugd. Wie dan de juiste bescherming en een goed voorbeeld krijgt, kan later zelf beter de juiste keuzes maken. Natuurlijk ligt het uiteindelijk wel aan de persoon zelf wat hij met het meegegeven voorbeeld en de overgedragen wijsheid doet. Wij zien hiervan een niet zo'n best voorbeeld terug bij het volk Israël. God had nog maar net Zijn verbond met hen gesloten, of het volk werd overspelig door een gouden kalf te aanbidden. Gelukkig leert de Bijbel ons ook dat waar wij als mensen ontrouw zijn, God getrouw blijft en er ondanks onze ontrouw altijd vergeving bij God te vinden is.
8:10-12 De Sulammitische tegen haar broers
De Sulammitische reageert op het relaas van haar broers. Deze broers willen haar nog steeds beschermen. Echter, de Sulammitische geeft aan oud en wijs genoeg te zijn om zelf de juiste keuzes te maken. Zij is nu een muur die niet licht om te duwen is en is lichamelijk volgroeid. Ook is zij niet meer onrustig, waardoor zij zich slecht van haar verantwoordelijkheden zou kwijten. Zij legt dit uit met het beeld van een wijngaard. Salomo had een wijngaard die bewaakt werd door bewakers, die hier rekenschap van af moesten leggen. Deze wijngaard stelt waarschijnlijk de harem van vrouwen voor die Salomo in zijn bezit heeft. De Sulammitische heeft zelf ook een wijngaard die zij tegelijkertijd ook zelf is. Nu is zij weliswaar door onachtzaamheid bij Salomo terecht gekomen. Maar zij heeft zichzelf niet aan hem weg gegeven en dat zal zij ook niet doen. Van haar fout legt zij wel rekenschap af aan Salomo en zijn bewakers. Dit doet zij door Salomo en de bewakers te betalen. Maar haar wijngaard, zijzelf dus, die blijft van haar en geeft zij niet aan hem weg.
8:13 De herder tegen de Sulammitische
Na de duidelijke woorden van de Sulammitische tegen haar broers, spreekt de herder zich uit: "O bewoonster van de tuinen, metgezellen slaan acht op uw stem, laat mij die horen!" De herder nodigt de Sulammitische uit om de mensen om hen heen te verlaten en met hem mee te gaan. Hij heeft haar verhaal gehoord en haar op haar woord betrouwbaar geacht. Nu wil hij samen met haar zijn.
8:14 De Sulammitische tegen de herder
De Sulammitische antwoordt de herder met de volgende woorden: "Kom haastig, mijn liefste, en wees als een gazelle of als het jong van een hert op de bergen met specerijen." De Sulammitische verlangt naar haar herder met zijn kracht, levenslust en heerlijke geur van liefde. Zij wil niets liever dan dat hij bij haar is.
De laatste woorden van de herder en de Sulammitische doen denken aan dat wat aan het einde van Openbaring staat: "En de Geest en de bruid zeggen: Kom! En laat hij die het hoort, zeggen: Kom! (…) Hij Die van deze dingen getuigt, zegt: Ja, Ik kom spoedig. Amen. Ja, kom, Heere Jezus!" (Opb. 22:17 en 20).
Besluit
Het verlangen zoals dat er tussen man en vrouw is, mag een beeld vormen van het wederzijdse verlangen van God richting Zijn volk Israël, maar ook van Christus richting Zijn Gemeente en van God in en door Christus ten opzichte van iedere individuele gelovige. Dit verlangen komt voort uit liefde en is gebaseerd op trouw. De liefde die wij hierin van God ontvangen, mogen wij niet alleen uitdelen binnen het huwelijk, maar ook binnen andere relaties, zoals familie, vrienden en medegelovigen. Zeker binnen de relaties met medegelovigen brengt dit meer met zich mee dan alleen waarde voor dit leven. Gelovigen kunnen en mogen elkaar liefhebben vanuit de wetenschap dat door God geschonken liefde zelfs dwars door de dood heen blijft bestaan.
IN AMEN 129 - NOVEMBER 2016 (11-11-2016) OP PAGINA 18
Wij zijn aanbeland bij het einde van het boek Hooglied en daarmee ook bij het slot van deze reeks. Aan het begin van Hooglied hebben wij gezien hoe de Sulammitische onvrijwillig naar het hof van koning Salomo werd gebracht. Zij verlangde echter niet naar koning Salomo, maar naar haar geliefde, de herder, met wie wij haar afwisselend samen en gescheiden zien. Tussen de bedrijven door probeert koning Salomo de Sulammitische voor zich te winnen. Dit doet hij mede door de inzet van zijn harem, de dochters van Jeruzalem. Toch blijft de Sulammitische haar herder trouw. In het slot van dit Bijbelboek zien wij hun liefde bezegeld.
Episode VI De Sulammitische keert terug.
8:5a De vrienden van de herder tegen elkaar
Nadat wij in de vorige episode zagen dat koning Salomo met steun van de dochters van Jeruzalem een laatste, maar vergeefse poging, waagde om de Sulammitische voor zich te winnen, staat in dit gedeelte de liefde en trouw tussen de Sulammitische en haar herder centraal. Haar wens uit 8:3 "Laat zijn linkerarm onder mijn hoofd zijn en zijn rechter mij omhelzen" lijkt in zekere zin bewaarheid te worden: "Wie is zij die daar opkomt uit de woestijn, leunend op haar liefste?" (8:5). Wij zien hier de Sulammitische, leunend op haar haar geliefde herder, vanuit de woestijn verschijnen. Dit gebeurt niet in grootsheid of pracht en praal. De nadruk ligt op haar steunen en vertrouwen op de herder. Uiteindelijk is het fundament van echte liefde trouw en vertrouwen. Dat houdt in dat men ondanks alle omstandigheden elkaar blijft steunen. Wellicht staat de woestijn hier voor een stuk beproeving en lijden. Uiteraard moeten wij hier ook denken aan hetgeen in Hosea 2:13-19 ten aanzien van de relatie tussen de HEERE en Israël staat: "Daarom, zie, Ikzelf ga haar lokken, haar de woestijn in leiden, en naar haar hart spreken (…) Ik zal u voor eeuwig tot Mijn bruid nemen: ja, Ik zal u tot Mijn bruid nemen in gerechtigheid en recht, in goedertierenheid en in barmhartigheid. In trouw zal Ik u voor Mij als bruid nemen; en u zult de HEERE kennen." Trouw, daar gaat het hier dus ook over. Trouw heeft in de Bijbel ook nauwe verwantschap met geloof, zoals de Heere Jezus in één van Zijn gelijkenissen over het Koninkrijk van de hemelen laat zien: "Goed gedaan, goede en trouwe slaaf, over weinig bent u trouw geweest, over veel zal ik u aanstellen; ga in, in de vreugde van uw heer" (Matt. 25:21).
8:5b-7 De Sulammitische tegen de herder
De trouw – zoals uitgebeeld in het steunen van de Sulammitische op de herder – zien wij ook terug in hetgeen de Sulammitische vervolgens tegen de herder zegt. Maar daarbij gaat zij eerst in op hoe hun liefde begon. Onder de appelboom werd de liefde tussen hen beiden opgewekt. De appelboom vormt hier een plaats van vruchtbaarheid en ook van aangenaamheid en liefkozing. In 2:3 kwamen wij de appelboom ook al tegen: "Als een appelboom tussen de bomen van het woud, zo is mijn liefste tussen de jongemannen. Ik verlang er sterk naar in zijn schaduw te zitten en zijn vrucht is zoet voor mijn gehemelte." De ontmoeting tussen de Sulammitische en de herder vond op de juiste plek onder de juiste omstandigheden plaats, waardoor de liefde kon opbloeien. De liefde behaagde het hen samen te brengen (vgl. 8:4). Er is hier echter geen sprake van willekeurig toeval. De Sulammitische laat zien dat de herder voor haar was voorbestemd. Want onder dezelfde appelboom waar hun liefde ontstond, daar werd hij eens geboren. De plek van het begin van zijn leven is dezelfde plek als het begin van hun liefde, een liefde die uiteindelijk bezegeld wordt in eeuwige trouw.
Wij kunnen hier niet om een vergelijking heen van de relatie tussen de Messias en Zijn volk Israël. Werd Hij niet op dezelfde plek geboren als waar Hij eens weer aan hen zal verschijnen en hen tot vrouw zal nemen? Is Hij niet het Lam dat vanaf de grondlegging van de wereld (Opb. 13:8) geslacht is voor Zijn volk (en overigens uiteindelijk voor de hele wereld)? Is Hij het niet Die uiteindelijk - zoals wij eerder konden lezen in Hosea - Zijn volk vanuit liefde en trouw tot bruid zal nemen?
De liefde die al bij de geboorte van de herder voorbestemd was, krijgt haar bezegeling in de woorden die de Sulammitische vervolgens spreekt: "Leg mij als een zegel op uw hart, als een zegel op uw arm." De Sulammitische vraagt de herder hier in beeldspraak dat zij één worden. Een zegel(ring) werd door de bezitter aan een koord om de hals of aan een armband om de pols gedragen. De afdruk ervan toonde aan dat iets zijn bezit of beslissing was. Als dan de Sulammitische hier verzoekt om de zegel van de herder te zijn, vraagt zij eigenlijk of zij de afdruk van zijn beeltenis mag zijn. Dit is wat wij later in de Bijbel ook tegenkomen ten aanzien van de relatie tussen Christus en de gelovigen: "Want hen die Hij van tevoren gekend heeft, heeft Hij er ook van tevoren toe bestemd om aan het beeld van Zijn Zoon gelijkvormig te zijn…" (Rom. 8:29). En natuurlijk kunnen wij ook denken aan de verzegeling met heilige geest, waarover op verschillende plaatsen in de Bijbel gesproken wordt. Deze verzegeling is een teken en bewijs dat de gelovige Gods eigendom is en voor zeker zal delen in de heerlijkheid die God voor hem of haar bestemd heeft. Het is een bewijs van trouw, dat zelfs door de dood heen zal blijven bestaan.
Over het weerstaan van de dood lezen wij ook in het vervolg van Hooglied: "Want de liefde is sterk als de dood, de hartstocht onstuitbaar als het graf" (8:6b). De liefde is zo sterk als de dood en kan daarom door haar niet overwonnen worden. De kracht van de liefde wordt ook nog op andere wijze uitgebeeld: "Vele wateren kunnen de liefde niet uitblussen en rivieren spoelen haar niet weg. Al gaf iemand al het bezit van zijn huis voor de liefde, men zou hem smadelijk verachten" (8:7). Deze woorden leren ons dat geen enkele kracht, macht of rijkdom de liefde teniet kan doen of kan kopen. De liefde valt niet te sturen of te doven. Dit wordt ook duidelijk in de laatste woorden uit 8:6: "Haar vonken zijn vurige vonken, vlammen van de HEERE." Het is de vraag of hier met het Hebreeuwse woord 'ya' daadwerkelijk de HEERE aangeduid wordt. Het is waarschijnlijker dat hier met 'ya' bedoeld wordt dat het 'sterke' of 'krachtige' vlammen zijn. Hoe het ook zij, de liefde kent sowieso haar oorsprong bij God, want God is liefde en Zijn liefde heeft door Zijn Zoon de dood overwonnen (1 Joh. 4:8-9). De liefde is zelfs meer dan geloof en hoop: "En nu blijven geloof, hoop en liefde, deze drie, maar de meeste van deze is de liefde" (1 Kor. 13:13).
8:8-9 De broers van de Sulammitische tegen elkaar
In het volgende gedeelte zien wij de broers van de Sulammitische met elkaar spreken. Na het prachtige gedeelte over de liefde, komt dit gedeelte toch wat vreemd over, zeker als wij naar de eerste woorden kijken: "Wij hebben een kleine zuster die nog geen borsten heeft…". Wat hier gebeurt is dat wij mee teruggenomen worden naar de tijd dat de Sulammitische nog jong was. In die tijd is de basis gelegd voor de wijze waarop zij nu met de liefde om kan gaan en ervan kan genieten, namelijk in een unieke relatie tussen de herder en haar, gebaseerd op wederzijdse trouw. Wat de broers hebben gedaan, is hun zus beschermen. Als zij al een onneembare muur is, dan zullen zij er een uitkijktoren opzetten en als zij een gesloten deur is, dan zullen zij haar op slot doen. Ook gaven zij haar een wijngaard om die te bewerken (1:6). Zo wordt zij beschermd tegen onzedelijkheid. Dat is beter dan dat zij zomaar wat rond zou hangen en een prooi voor de mannen zou zijn. Dit laatste heeft toch in zekere zin plaats gevonden toen de Sulammitische zich niet van haar taak kweet en vervolgens meegenomen werd door Salomo. Uiteindelijk is het allemaal wel weer goed gekomen doordat zij trouw bleef aan haar geliefde, met wie zij op het laatst vanuit de woestijn verscheen.
Uit dit gedeelte valt te leren dat de grondslag voor het kunnen en mogen ervaren van liefde gelegd wordt in de jeugd. Wie dan de juiste bescherming en een goed voorbeeld krijgt, kan later zelf beter de juiste keuzes maken. Natuurlijk ligt het uiteindelijk wel aan de persoon zelf wat hij met het meegegeven voorbeeld en de overgedragen wijsheid doet. Wij zien hiervan een niet zo'n best voorbeeld terug bij het volk Israël. God had nog maar net Zijn verbond met hen gesloten, of het volk werd overspelig door een gouden kalf te aanbidden. Gelukkig leert de Bijbel ons ook dat waar wij als mensen ontrouw zijn, God getrouw blijft en er ondanks onze ontrouw altijd vergeving bij God te vinden is.
8:10-12 De Sulammitische tegen haar broers
De Sulammitische reageert op het relaas van haar broers. Deze broers willen haar nog steeds beschermen. Echter, de Sulammitische geeft aan oud en wijs genoeg te zijn om zelf de juiste keuzes te maken. Zij is nu een muur die niet licht om te duwen is en is lichamelijk volgroeid. Ook is zij niet meer onrustig, waardoor zij zich slecht van haar verantwoordelijkheden zou kwijten. Zij legt dit uit met het beeld van een wijngaard. Salomo had een wijngaard die bewaakt werd door bewakers, die hier rekenschap van af moesten leggen. Deze wijngaard stelt waarschijnlijk de harem van vrouwen voor die Salomo in zijn bezit heeft. De Sulammitische heeft zelf ook een wijngaard die zij tegelijkertijd ook zelf is. Nu is zij weliswaar door onachtzaamheid bij Salomo terecht gekomen. Maar zij heeft zichzelf niet aan hem weg gegeven en dat zal zij ook niet doen. Van haar fout legt zij wel rekenschap af aan Salomo en zijn bewakers. Dit doet zij door Salomo en de bewakers te betalen. Maar haar wijngaard, zijzelf dus, die blijft van haar en geeft zij niet aan hem weg.
8:13 De herder tegen de Sulammitische
Na de duidelijke woorden van de Sulammitische tegen haar broers, spreekt de herder zich uit: "O bewoonster van de tuinen, metgezellen slaan acht op uw stem, laat mij die horen!" De herder nodigt de Sulammitische uit om de mensen om hen heen te verlaten en met hem mee te gaan. Hij heeft haar verhaal gehoord en haar op haar woord betrouwbaar geacht. Nu wil hij samen met haar zijn.
8:14 De Sulammitische tegen de herder
De Sulammitische antwoordt de herder met de volgende woorden: "Kom haastig, mijn liefste, en wees als een gazelle of als het jong van een hert op de bergen met specerijen." De Sulammitische verlangt naar haar herder met zijn kracht, levenslust en heerlijke geur van liefde. Zij wil niets liever dan dat hij bij haar is.
De laatste woorden van de herder en de Sulammitische doen denken aan dat wat aan het einde van Openbaring staat: "En de Geest en de bruid zeggen: Kom! En laat hij die het hoort, zeggen: Kom! (…) Hij Die van deze dingen getuigt, zegt: Ja, Ik kom spoedig. Amen. Ja, kom, Heere Jezus!" (Opb. 22:17 en 20).
Besluit
Het verlangen zoals dat er tussen man en vrouw is, mag een beeld vormen van het wederzijdse verlangen van God richting Zijn volk Israël, maar ook van Christus richting Zijn Gemeente en van God in en door Christus ten opzichte van iedere individuele gelovige. Dit verlangen komt voort uit liefde en is gebaseerd op trouw. De liefde die wij hierin van God ontvangen, mogen wij niet alleen uitdelen binnen het huwelijk, maar ook binnen andere relaties, zoals familie, vrienden en medegelovigen. Zeker binnen de relaties met medegelovigen brengt dit meer met zich mee dan alleen waarde voor dit leven. Gelovigen kunnen en mogen elkaar liefhebben vanuit de wetenschap dat door God geschonken liefde zelfs dwars door de dood heen blijft bestaan.
"De liefde vergaat nooit" (1 Kor. 13:8)