-
Dagboek - Dag 13
Dag 13 "En het was in het zeshonderdeerste jaar, in de eerste maand, op de eerste dag van die maand, dat het water van boven de aarde opgedroogd was. Toen nam Noach het luik van de ark weg en keek naar buiten, en zie, de aardbodem was opgedroogd" (Gen. 8:13). Er is een nieuw begin. De Heere heeft met de watervloed alles wat bestond, verdelgd: "Zo verdelgde Hij alles wat bestond, wat op de aardbodem was, van mens tot dier, tot kruipende dieren en vogels in de lucht; verdelgd werden...
"Een glimlach is de kortste afstand tussen twee mensen"
- Gegevens
- Categorie: Namen in de Bijbel
- Hits: 21507
Namen A-L
naam | betekenis |
Aaron | betekenis onduidelijk; mogelijk: zeer hoog; verheven berg; wellicht ook: lichtbrenger |
Abagtha | waarschijnlijk: fortuin; geluk; geluksgeschenk; schoon van gestalte /NBG: Abagta |
Abda | dienstknecht |
Abdeel | diensknecht van God |
Abdi | dienstknecht van de Here |
Abdiel | dienstknecht van God |
Abdon | slavernij; dienstbaarheid ook een stad in Aser |
Abed-nego | dienstknecht van Nego (de Perzische afgod van het licht/vuur); mogelijk is Nego: Nebo /NBG: Abednego |
Abel | adem; ijdelheid |
Abi | mijn vader |
Abia | mijn vader is de Here |
Abi-albon | vader der sterkte/kracht /NBG: Abialbon |
Abiam | (mijn/wiens) vader is de Here; mogelijk vader van de zee |
Abiasaf | vader der verzameling; verzamelaar |
Abichail | vader van dapperheid/moedigheid; dapper/moedig |
Abida | (mijn) vader der kennis |
Abidan | (mijn) vader is rechter; vader van de rechter |
Abiel | mijn vader is God; vader van sterkte/kracht |
Abiezer | vader der hulpe |
Abi-Ezer | vader der hulpe /NBG: Abiezer |
Abigail | vader der toejuiching; vader der vreugde |
Abihail | vader van dapperheid/moedigheid; dapper/moedig |
Abihu | (mijn) vader is hij |
Abihud | (mijn) vader der glorie/lof |
Abija | (mijn/wiens) vader is de Here /NBG: Abia |
Abi-kehila | vader van Kehila; mijn vader is Kehila /NBG: Abi-Keila |
Abimael | mijn vader is God, mogelijk: vader der vettigheid volkerenlijst: afstammeling van Sem |
Abimelech | vader van de koning /NBG: Abimelek |
Abinadab | edele/grootmoedige vader |
Abi-ner | (mijn) vader is licht; vader des lichts /NBG: Abner |
Abinoam | (mijn) vader is aangenaam; vader der aangenaamheid |
Abiram | (mijn) vader is hoog/verheven; vader der hoogte |
Abisag | vader der dwaling/onwetendheid |
Abisai | vader der gave; (mijn) vader is een gave |
Abisalom | (mijn) vader is vrede; vader des vredes |
Abisua | (mijn) vader is heil/voorspoed; vader der voorspoed |
Abisur | (mijn) vader is een muur; ook mogelijk vader van het lied |
Abital | (mijn) vader is dauw; vader van dauw |
Abitub | (mijn) vader is goed |
Abiud | (mijn) vader der glorie/lof /NBG: Abihud |
Abjathar | vader der overvloed / NBG Abjatar |
Abner | (mijn) vader is licht; vader des lichts |
Abraham | Vader van vele volkeren; vader van een grote menigte |
Abram | vader der hoogte; verheven vader |
Absalom | vader is/des vrede |
Achab | broer van vader; oom |
Achaikus | waarschijnlijk behorend tot Acheje |
Achan | slang; kweller; hij die in beroering brengt/die leed veroorzaakt |
Achaz | bezitter |
Achban | broer van de wijze/intelligente |
Achbor | muis /NBG: Akbor |
Achihud | vriend/broer van de Joden |
Achilud | broer/vriend van Lud (= betekenis onduidelijk, mogelijk strijd; geboorte); mogelijk: (mijn) broer is geboren |
Achim | Hij zal grondvesten/stellen, ook de rechter pilaar in de tempel van Salomo /NBG: Jakin |
Achimelech | broer van de koning; mijn broer is koning /NBG: Achimelek |
Achis | betekenis onduidelijk; mogelijk: eer; majesteit /NBG: Akis |
Achitofel | broeder van de dwaasheid |
Achlai | ach, dat toch! (wens) |
Achsa | enkelband; voetboei /NBG: Aksa |
Achzai | mijn bezitter/beschermer |
Ada | sieraad/versiering |
Adaja | (die) de Here versiert/versierselen omhangt |
Adalia | mogelijk: hart; arend (Perzisch) /NBG: Adalja |
Adam | mens; rood; rode grond/aarde ook een stad, kaart 2 coordinaat B2d |
Adbeel | wonder van God; mogelijk ook: vinger Gods |
Addar | groot; machtig; glorieus; eerbaar |
Addi | tijdig; op tijd; mogelijk ook: machtig /NBG: Iddo |
Adiel | versiering/sieraad van God |
Adin | zacht; fijn; kies; luxueus |
Adina | buigzaam; volgzaam; ook: weelderig |
Adino | buigzaam; volgzaam; ook: weelderig |
Adlai | gerechtigheid van de Here |
Admatha | donkerbruin; mogelijk ook: onoverwonnen (Perzisch) /NBG: Admata |
Adna | vreugde; vermaak |
Adnah | vreugde; vermaak |
Adonia | mijn Here is de Here |
Adoni-bezek | (mijn) heer van Bezek = lichtflits; bliksem /NBG: Adonibezek |
Adonikam | heer van de vijand |
Adoniram | de Here is groot/verhoogd |
Adoni-zedek | (mijn) Here der gerechtigheid /NBG: Adonisedek |
Adoram | de Here is (hoog) verheven |
Adramelech | pracht/luister/glans van de koning /NBG: Adrammelek ook een afgodennaam van Sefarwaim |
Adriel | kudde van God |
Afiah | mogelijk ademend; hijgend /NBG: Afiach |
Agabus | betekenis onduidelijk; mogelijk: landbouwer; aankondiger; schitterend; sprinkhaan |
Agag | brandend; toornend |
Agar | vlucht /NBG: Hagar |
Age | vluchteling |
Agrippa | mogelijk: met moeite geboren of: heldhaftig |
Agur | verzameld/vergaderd; voorraad |
Aharlel | achter de muur /NBG: Acharchel |
Ahasbai | mijn toevlucht is de Here; ik vertrouw op de Here /NBG: Achasbai |
Ahasveros | leeuwenkoning; koning der koningen; hoogste heerser |
Ahazia | de Here houdt (hem) vast /NBG: Achazja |
Aher | achteraan/erna; een ander /NBG: Acher |
Ahi | (mijn) broer /NBG: Achi |
Ahia | vriend/broeder van de Here /NBG: Achia |
Ahiam | broer van de moeder; oom /NBG: Achiam |
Ahiezer | broeder der hulpe; mijn broer is hulp /NBG: Achiezer |
Ahihud | broer van eenheid/vereniging /NBG: Achichud |
Ahikam | (mijn) broer staat op; de opstaande/verrijzende broer /NBG: Achikam |
Ahilud | broer/vriend van Lud = betekenis onduidelijk; mogelijk: strijd; geboorte /NBG: Achilud mogelijke betekenis verder (mijn) broer is geboren |
Ahimaaz | broeder des toorns /NBG: Achimaas |
Ahiman | de gelijkenis/gedaante van de broer /NBG: Achiman |
Ahimoth | broer/vriend des doods /NBG: Achimot |
Ahinoam | broer van liefelijkheid/aangenaamheid /NBG: Achinoam |
Ahio | broederlijk /NBG: Achio |
Ahira | benadeelde (broer) /NBG: Achira |
Ahiram | verheven/verhoogde broer /NBG: Achiram |
Ahi-sahar | broeder van de dageraad/morgen /NBG: Achisachar |
Ahisamach | (mijn) broer is een steun /NBG: Achisamak |
Ahisar | broer/vriend van de zanger /NBG: Achisar |
Ahitub | broeder der goedheid; goede broer /NBG: Achitub |
Ahjan | broederlijk /NBG: Achjan |
Ahjo | broederlijk /NBG: Achio |
Ahlai | ach, dat toch! (wens) /NBG: Achlai |
Ahoah | betekenis waarschijnlijk: broeder van warmte/vuur /NBG: Achoach |
Ahohi | afkomstig van Ahoah /NBG: Achochiet |
Aholiab | tent van (zijn) vader /NBG: Oholiab |
Aholibama | tent van de hoge plaats/hoogte /NBG: Oholibama |
Aholi-bama | tent van de hoge plaats/hoogte /NBG: Oholibama |
Ahrah | na de broeder; volgeling /NBG: Achrach |
Ahumai | broer van wateren /NBG: Achumai |
Ahuzzam | hun bezitting /NBG: Achuzzam |
Ahuzzat | bezit; gezelschap /NBG: Achuzzat |
Aja | een roofvogel; mogelijk een valk of een havik, ook een stad /NBG: Ajja |
Akan | bedroefd; droefenis/ellende /NBG: Jaakan |
Akkub | bedrieglijk; arglistig; verraderlijk |
Alemeth | bedekking; geheimhouding /NBG: Alemet |
Alexander | verjager van mannen of mannelijke hulp |
Alfeus | betekenis mogelijk: leidsman; geleerde; of: veranderend; bekerend; of: God geeft een plaatsvervanger |
Alja | ongerechtigheid; wellicht ook mogelijk: voortreffelijk |
Aljan | onrechtvaardig |
Allemeth | bedekking; geheimhouding /NBG: Alemet |
Almodad | onmetelijk volkerenlijst: afstammeling van Sem |
Alva | ongerechtigheid; slechtheid /NBG: Alwa |
Alvan | onrechtvaardig /NBG: Alwan |
Amal | (zwaar) werk; ook: misleiding; zonde |
Amalek | betekenis onduidelijk; mogelijk op winstbejag uit; een volk dat oplikt of uitput; dalbewoner |
Amarja | (aan wie) de Here heeft beloofd |
Amasa | last |
Amasai | drukkend (vanwege een last) |
Amasia | de Here draagt/tilt (hem) op /NBG: Amasja |
Amassai | de last van de Here; of: de Here draagt |
Amazia | de Here versterkt /NBG: Amasja |
Ami | menigte; mogelijk ook: pleegkind; kunstenaar |
Aminadab | volk/verwantschap van de vorst/prins; of edel volk /NBG: Amminadab |
Amitthai | mijn waarheid; waarheidsgetrouw /NBG: Amittai |
Amma | moeder; ook: dienstmaagd |
Ammi | mijn volk |
Ammiel | volk/verwantschap van God |
Ammihud | volk/verwantschap van Juda; glorieus volk |
Ammihur | edel volk/verwantschap /NBG: Ammichur |
Amminadab | volk/verwantschap van de vorst/prins; of edel volk |
Ammisaddai | volk/verwantschap van de Almachtige |
Ammizabad | volk/verwantschap van de Gever |
Ammon | uit/van het volk/verwantschap |
Amnon | getrouw |
Amok | diep |
Amon | vertrouwde; troetelkind; mogelijk ook: kunstenaar ook de naam van een Egyptische god |
Amoriet | een niet-Israelitisch volk kaart 7 coordinaat C2a/c volkerenlijst: afstammeling van Cham |
Amos | beladene; ook: last |
Amoz | sterk |
Amplias | vermeerderd; vergroot; ruim /NBG: Ampliatus |
Amrafel | betekenis onduidelijk; mogelijk: een die spreekt van duistere dingen |
Amram | het volk is verheven; verheven/verhoogd volk, |
Amzi | sterk; standvastig /NBG: Amsi |
Ana | antwoord (op gebed) |
Anaja | (die) de Here antwoordt |
Anamieten | betekenis onbekend volkerenlijst: afstammeling van Cham |
Anan | wolk |
Anani | wolk van de Here; (die) de Here beschermt |
Ananias | wolk van de Here; de Here heeft genadig gegeven |
Ananja | wolk van de Here; (die) de Here beschermt ook een plaats in de buurt van Jeruzalem |
Anath | antwoord (op gebed) /NBG: Anat |
Andreas | mannelijk; zeer sterk; moedig |
Andronikus | man van overwinning |
Aner | betekenis onduidelijk; mogelijk: balling, ook een stad in Manasse |
Aniam | gerouw/droefenis van het volk |
Anna | verzoek; bede om genade /NBG Hanna |
Annas | genade van de Here (zie Chananja) |
Anok | langnekkig, zie ook Enak |
Antipas | verkorte vorm van Antipatris = evenbeeld van de vader |
Antothija | antwoorden van de Here /NBG: Antotia |
Anub | samengebonden; confederatie |
Apelles | betekenis onbekend, mogelijk: geroepen |
Apollos | behorend bij Apollo; of: gegeven door Apollo |
Appaim | neusgaten |
Appia | vruchtbaar /NBG: Apfia |
Aquila | arend; adelaar |
Ara | leeuw |
Arach | zwerver; reiziger |
Arah | zwerver; reiziger /NBG: Arach |
Aram | hoog/verheven; voortreffelijk / ook het land Syrie kaart 1 coordinaat E2d volkerenlijst: afstammeling van Sem |
Aran | wilde geit |
Arauna | behendig; vlug -> dezelfde persoon als Ornan |
Arba | vier |
Archelaus | vorst/eerste des volks |
Archippus | stalmeester of meester van het paard |
Ard | mogelijk (eetbare) paddenstoel; vluchteling |
Ardon | vluchteling |
Areli | leeuw van (mijn) God; held |
Aretas | deugdzaam |
Arfachsad | betekenis mogelijk: grenzend aan/gebied van Chaldeeen /NBG: Arpaksad volkerenlijst: afstammeling van Sem |
Arfaxad | betekenis mogelijk: grenzend aan/gebied van Chaldeeen /NBG: Arpaksad |
Aridai | sterk |
Aridatha | sterk /NBG: Aridata |
Arioch | leeuwachtig; (een man) als een leeuw /NBG: Arjok |
Arisai | leeuwachtig; een leeuw gelijk |
Aristarchus | de beste bestuurder; voortreffelijke heerser |
Aristobulus | goede/voortreffelijke raadsman |
Arje | leeuw |
Arkiet | afkomstig uit Arca of Arce (Syrie), betekenis: knagers volkerenlijst: afstammeling van Cham |
Armoni | behorend tot een paleis |
Arnan | monter; behendig; vlug |
Arod | vlucht; wellicht ook: wilde ezel, dezelfde persoon als Arodi |
Arodi | vlucht; wellicht ook: wilde ezel |
Artemas | gave/geschenk van Artemis |
Arthahsasta | een groot koning; een groot krijgsman /NBG: Artachsasta |
Arvadiet | afkomstig van Arwad = omzwerving /NBG: Arwadiet volkerenlijst: afstammeling van Cham |
Arza | aarde; land /NBG: Arsa |
Asa | beledigend |
Asael | door God gemaakt; door God aangesteld |
Asa-el | door God gemaakt; door God aangesteld /NBG: Asael |
Asaf | verzamelaar |
Asahel | door God gemaakt; door God aangesteld /NBG: Asael |
Asaja | door de Here gemaakt; door de Here aangesteld |
Asareel | door God gebonden (door een eed) /NBG: Asarel |
Asarela | (op)recht ten opzichte/voor van God |
Asbea | smeekbede/eedzwering /NBG: Bet-Asbea |
Asbel | vuur van Bel (ijdel vuur); of verterend vuur |
Asfata | betekenis mogelijk: gegeven door het paard (Brama in de gedaante van een paard) /NBG: Aspata |
Asiel | door God gemaakt; door God aangesteld |
Asmaveth | sterkte/kracht van de dood /NBG: Azmawet ook een plaatsnaam |
Asnappar | de vlugge/edele/grote (ter ere van de zon) |
Asnath | behorend aan Neith (een Egyptische godin) /NBG: Asnat |
Aspenaz | betekenis mogelijk: paardenneus (gewijde tovenaar) |
Asriel | eed/gelofte van God |
Asschur | zwartheid; zwart /NBG: Aschur |
Assir | gevangene |
Asvath | betekenis onduidelijk; mogelijk: gemaakt; glad; blind /NBG: Aswat |
Asynkritus | niet te vergelijken |
Atara | kroon/diadeem |
Ater | gesloten/gebonden; verlamd |
Athaja | de Here heeft geholpen /NBG: Ataja |
Athalia | getart/gekweld door de Here /NBG: Atalja |
Athalja | getart/gekweld door de Here /NBG: Atalja |
Athlai | getart/gekweld door de Here /NBG: Atlai |
Atroth | kronen/diademen /NBG: Atrot-Bet-Joab |
Attai | gunstig/geschikt moment; gelegen (tijd) |
Augustus_ | heilig; verheven; goddelijk; eerbiedwaardig |
Azalia | afgezonderd door de Here; de Here heeft (hem) voor zich behouden /NBG: Asaljahu |
Azanja | (naar wie) de Here luistert; (wie) de Here hoort |
Azareel | (die) God helpt; ook: geholpen door God /NBG: Azarel |
Azarel | (die) God helpt; ook: geholpen door God |
Azaria | (die) de Here helpt (naar wie) de Here luistert; (wie) de Here hoort -> Jeremia 42:1 /NBG: Azarja |
Azarja | (die) de Here helpt (naar wie) de Here luistert; (wie) de Here hoort -> Jeremia 42:1 |
Azarjahu | (die) de Here helpt |
Azaz | sterk |
Azazja | (die) de Here versterkt/bekrachtigd /NBG: Azazjahu |
Azbuk | uitgeputte kracht/sterkte |
Azel | nobel/edel /NBG: Asel ook een plaats in de buurt van Jeruzalem |
Azgad | sterkte in voorspoed; sterkte van Gad = voorspoed/welvaart/geluk |
Aziel | (mijn) kracht/sterkte is van God |
Aziza | sterkte/kracht |
Azmaveth | sterkte/kracht van de dood /NBG: Azmawet ook een plaatsnaam |
Azor | helper |
Azriel | (mijn) hulp is van God |
Azrikam | mijn hulp zal ontwaken/opstaan; ook hulp tegen de vijand |
Azuba | verlaten(heid); ruine |
Azur | helper /NBG: Azzur |
Azzan | (zeer) sterk |
Azzur | helper |
Baal-hanan | heer van genade /NBG: Baal-Chanan |
Baalis | zoon van triomf; zoon van toejuiching /NBG: Balis |
Baana | in een lied; of zoon van kwelling |
Baara | in brand staan/branden; ook: wreed; stompzinnig; bot |
Babai | betekenis onbekend; mogelijk: mijn oogappel; vaderlijk /NBG; Bebai |
Baena | in een lied; of zoon van kwelling /NBG: Baana |
Baesa | betekenis onbekend; mogelijk in het doen; doende /NBG: Basa |
Baeseja | in het doen van de Here; ook het werk van de Here /NBG: Baaseja |
Bakbakkar | kwistig/overvloedig van de berg |
Bakbuk | fles |
Bakbukja | de here is mijn voorraad; overvloed van de Here |
Balaam | verkwisting van het volk /NBG: Bileam |
Baladan | zijn heer is Baal |
Balak | vernietiger; verwoester |
Bani | opgebouwd |
Bar-abbas | zoon van de vader |
Baracheel | zegen van God /NBG: Barakel |
Barachia | de Here zegent /NBG: Berekja |
Barak | bliksemschicht/bliksemflits |
Bariah | vluchteling /NBG: Bariach |
Bar-Jezus | zoon van Jezus /NBG: Barjezus |
Bar-jona | zoon van Jona /NBG: Barjona een bijnaam |
Barkos | mogelijke betekenis: de zoon die afgesneden is |
Barnabas | zoon van Nabas (betekenis mogelijk: vertroosting; mogelijk ook: rust) |
Barsabas | zoon van Sabas (betekenis mogelijk: bekering) /NBG: Barsabbas bijnaam van Jozef, ook genaam Justus en een bijnaam van Judas |
Bartholomeus | niet bekend, misschien zoon van Tolomeus (de waterzuchtige) /NBG: Bartolomeus |
Bar-timeus | zoon van Timeus = (eerbied)waardig; hoog geschat /NBG: Bartimeus |
Baruch | gezegende |
Barzillai | het ijzer is van mij; van ijzer; ook streng/onbuigzaam |
Basmath | parfum; welriekend /NBG: Basemat |
Bath-rabbim | dochter van velen; dochter der menigte /NBG: Bat-Rabbim |
Bathseba | dochter van rust/zekerheid/de zeven/de eed /NBG: Batseba |
Bath-Sua | dochter van Sua = rijkdom /NBG: Bat-Sua |
Bavai | gelukwensend (Perzisch); mogelijk ook: kom naar mij /NBG: Bawwai |
Bazlith | naaktheid /NBG: Baslit |
Bazluth | naaktheid /NBG: Baslut |
Bealja | Here is Here |
Bealoth | meesteressen; godinnen /NBG: Bealot |
Bebai | betekenis onbekend; mogelijk mijn oogappel; vaderlijk |
Becher | eerstgeborene /NBG: Beker |
Bechorath | eerstgeborene /NBG: Bekorat |
Bedad | afgescheiden; eenzaam |
Bedan | zoon van Dan = rechter; hij, die recht verschaft |
Bedeja | apart gezet/afgezonderd voor de here; ook: dienaar van de Here |
Beeljada | Baal kent |
Beelzebul | heer van de vliegen |
Beera | haar bron/put |
Beeri | mijn bron/put; behorend tot een bron/put |
Behon | waarschijnlijk een samentrekking van Baal-Meon /NBG: Beon |
Bela | vernietiging, ook een plaatsnaam |
Belsazar | Bel bescherm(t) de vorst /NBG: Belsassar |
Beltsazar | Bel bescherm(t) het leven van de vorst /NBG: Beltesassar |
Ben | zoon |
Benaja | zoon van de Here; ook de Here heeft gebouwd |
Ben-ammi | zoon van mijn volk |
Ben-chail | zoon van sterkte |
Benhadad | zoon van Hadad = zwaar geluid; schreeuw /NBG: zoon van Hadad |
Ben-hanan | zoon van genade /NBG: Ben-Chanan |
Beninu | onze zonen |
Beno | zijn zoon |
Ben-oni | zoon van mijn ongeluk/ondergang; zoon van mijn smart/lijden |
Ben-zoheth | zoon van Zoheth /NBG: Ben-Zochet |
Beor | fakkel |
Bera | gave/geschenk |
Beracha | zegen /NBG: Beraka |
Beraja | de Here heeft geschapen |
Berechja | de Here zegent /NBG: Berekja |
Beri | mijn bron/put; behorend tot een bron/put /NBG: Beeri |
Beria | in ellende |
Berija | in ellende /NBG: Beria |
Bernice | de zegenrijke |
Berodach Baladan | Berodach van Baladan; Berodach is zijn heer /NBG: Merodak-Baladan |
Besodja | vertrouweling van de Here |
Betach | vertrouwen; zekerheid |
Beth-halachmi | Bethlehemiet = afkomstig uit Bethlehem /NBG: Betlehemiet |
Beth-Joab | huis van Joab = de Here is zijn vader/NBG: Atrot-Bet-Joab |
Bethuel | door God apartgezet/afgezonderd /NBG: Betuel |
Bezai | vertreder -> Ezra 2:49; Nehemia 7:52 wit/schijnend -> Ezra 2:17; Nehemia 7:23; Nehemia 10:18 /NBG: Besai |
Bezaleel | in de schaduw/bescherming van God /NBG: Besaleel |
Bezek | lichtflits; bliksem |
Bichri | mijn eerstgeborene /NBG: Bikri |
Bidkar | doorboorder; moordenaar |
Bigtha | mogelijk: in de wijnpers; ook: gave Gods (uit het Perzisch) /NBG: Bigta |
Bigthan | mogelijk: in de wijnpers; ook: gave Gods (uit het Perzisch) /NBG: Bigta |
Bigthana | mogelijk: in de wijnpers; ook: gave Gods (uit het Perzisch) /NBG: Bigta |
Bigvai | misschien: in mijn lichaam; ook mogelijk: gelukkige (Sanskriet) /NBG: Bigwai |
Bildad | zoon van de strijd |
Bileam | verkwisting van het volk, ook een plaatsnaam |
Bilga | vrolijkheid |
Bilgai | mijn vrolijkheid |
Bilha | zwakheid, ook een stad |
Bilhan | zwak |
Bilsan | zoon van de tong; welsprekend |
Bimhal | in de besnijdenis; besneden |
Bina | rondtrekkende; mobiel |
Binnui | gebouw |
Birsa | zoon des verderfs/van het verderf |
Birzavith | bron/put van de olijfboom; misschien: doorboring /NBG: Bir-Zait |
Bislam | zoon des vredes |
Bitja | dochter van de Here |
Biz-jotheja | verachtering/schande voor de Here /NBG: zijn onderhorige plaatsen |
Biztha | prooi; buit /NBG: Bizzeta |
Blastus | kiem; spruit |
Boanerges | zonen des donders -> Jakobus en Johannes |
Boaz | in Hem is kracht ook de linkerzuil in het voorhuis van de tempel die Salomo oprichtte |
Bochru | zijn keuze /NBG: Bokeru |
Bohan | duim |
Booz | in Hem is kracht / NBG: Boaz |
Bosor | fakkel /NBG: Beor |
Bozes | wit; glanzend /NBG: Boses |
Bozkath | verheven/verhoogd /NBG: Boskat |
Bukki | samentrekking van Bukkia = overvloed des Heren |
Bukkia | overvloed des Heren /NBG: Bukkiahu |
Buna | verstandigheid |
Buni | opgebouwd /NBG: Bunni |
Bunni | opgebouwd |
Buz | schande/oneer; verachting |
Buzi | mijn schande/oneer; ook: mijn spot |
Carsena | betekenis onbekend; mogelijk: ploeger (Perzisch) /NBG: Karsena |
Casluchieten | betekenis onbekend; wellicht: die hun grenzen beschermen /NBG: Kasluchieten volkerenlijst: afstammeling van Cham |
Cefas | rots /NBG: Kefas |
Cefira | leeuwin /NBG: Kefira |
Chalcol | in stand houden/onderhoudend; ook alles in alles /NBG: Kalkol |
Chaldeen | afkomstig uit Chaldea |
Cham | warm; heet |
Charbona | ezelrijder |
Charchas | behoeftig; arm |
Charmi | druivensnoeier; wijnbouwer; wellicht ook: mijn wijngaard /NBG: Karmi |
Chefira | leeuwin /NBG: Kefira |
Chelal | het geheel; voleinding /NBG: Kelal |
Chelba | haar melk/vet; ook vruchtbare landstreek |
Cheldai | mijn leeftijd/ouderdom; ook: duurzaamheid |
Chelem | droom (Aramees) |
Chelub | korf/(vogel)kooi; ook gekooid/gevangen /NBG: Kelub |
Chelubai | mijn vogelkooi; mijn gekooide/gevangene /NBG: Kelubai |
Cheluhu | hij is gevangen; ook mogelijk: mijn prestatie; mijn vaardigheid /NBG: Keluhu |
Chen | gratie; elegantie; genade |
Chenaana | laag; ook mogelijk: koopman; handelaar; ook: richting Kanaan /NBG: Kenaana |
Chenani | mijn bescherming; ook: beschermer /NBG: Kenani |
Chenanja | de Here is bescherming; (hij die) door de Here beschermd (wordt) /NBG: Kenanja |
Cheran | harp /NBG: Keran |
Chereth | inscriptie; graveersel /NBG: Cheret |
Chesed | Chaldeeer; overdrachtelijk: sterrenkijker/astroloog /NBG: Kesed |
Chidon | speer /NBG: Kidon |
Chileab | vader is alles /NBG: Kileab |
Chiljon | vernietiging; ruine; ook: wegkwijnen; smachten /NBG: Kiljon |
Chimham | groot verlangen /NBG: Kimham |
Chislon | hoop/vertrouwen /NBG: Kislon |
Chloe | kiem van gras/kruiden; jonge spruit |
Chonanja | (die) door de Here gesteld (is) /NBG: Konanjahu |
Chonia | (die) door de Here gesteld (is) /NBG: Konjahu |
Chonja | (die) door de Here gesteld (is) /NBG: Konjahu |
Chusas | beker; kruik |
Chusim | haastend; ook: hij die haast heeft -> Genesis 46:23 en 1 Kronieken 8:8,11 haastend; spoedend; ook: zij die hun geboorte verhaasten (vroegtijdig geborenen) -> 1 Kronieken 7:12 |
Claudius | kreupel |
Clemens | toegevend; bedaard; genadig |
Cores | zon; ook zonnekind; troon /NBG: Kores |
Cornelius | hoornvast, van een hoorn |
Crispus | gekruld; kroeskop |
Cusch | zwart; angst /NBG: Kus kaart 1 coordinaat E3d/E4a/b volkerenlijst: afstammeling van Cham |
Cuschan Rischataim | de boosheid/slechtheid van Ethiopie /NBG: Kusan-Risataim |
Cuschi | zwart; angst / NBG; Kus = Ethiopie |
Cyrenius | betekenis onbekend; wellicht: strijder /NBG: Quirinius |
Dalfon | mogelijke betekenis: wener; ook: druppelend |
Damaris | geliefde |
Daniel | mijn rechter is God |
Dara | parel van wijsheid /NBG: Dera |
Darda | parel der wijsheid |
Darius | betekenis onzeker; mogelijk: bezitter van het goede |
Darkon | drager; ook: verstrooid |
Dathan | behorend tot de fontein/bron /NBG: Datan |
David | geliefde |
Debora | honingbij; ook haar woord |
Dedan | laagland ook een plaatsnaam in Edom volkerenlijst: afstammeling van Cham |
Dehuel | (het) aanroepen van God /NBG: Reuel |
Deker | (doods)steek /NBG: Ben-Deker |
Delaja | (die) door de Here opgetrokken/verlost (is) |
Delila | trage/lusteloze |
Demas | man uit het volk |
Demetrius | volgeling van (de godin) Demeter; aan Demeter gewijd |
Diblaim | dubbele (vijgen)koek; twee (vijgen)koeken |
Dibri | mijn woord; mogelijk: belofte van de Here |
Difath | verpletteraar (van vijanden) /NBG: Difat volkerenlijst: afstammeling van Jafeth |
Dikla | haar palmboom; palmboom volkerenlijst: afstammeling van Sem |
Dina | rechter (vrouwelijk); berecht |
Dionysius | gewijd aan (de god) Dionysus/Bachus (de god van de wijn) |
Diotrefes | door Zeus opgevoed |
Disan | gazelle; antilope |
Dison | gazelle; antilope |
Dodai | mijn geliefde; geliefde |
Dodanieten | afkomstig van Dodan betekenis onbekend; mogelijk: welbeminden; of: leiders volkerenlijst: afstammeling van Jafeth |
Dodava | geliefde van de Here /NBG: Dodawahu |
Dodo | zijn (de Here) geliefde |
Doeg | begerig; ook: vreeswekkend |
Dorkas | Hinde; gazelle |
Drusilla | met dauw bedekt |
Duma | stilte; dood; of: plaats van de doden ook een stad, zie kaart 15 coordinaat B3b een andere naam voor Edom |
Ebed | dienstknecht |
Ebed-Melech | dienstknecht van de koning /NBG: Ebed-Melek |
Eber | oversteek; het gepasseerde; voorbij; ook: (die) van de overzijde (komt) |
Ebjasaf | vader heeft toegevoegd/bijeengebracht |
Ebzan | werk/arbeid; ook barenswee/barensnood /NBG: Ibsan |
Echi | mijn broer |
Eder | kudde ook een stad in Juda |
Efai | mijn duisternis |
Efer | Gazelle |
Eflal | oordeel; beslissing |
Egla | vaars/jonge koe; kalf |
Ehud | mogelijk eenheid/samengevoegd; ook mogelijk: deel; sympathieke |
Eker | wortel; ook spruit; nakomelingschap |
Ela | terebint; eik |
Elad | God heeft getuigd |
Elada | God heeft versierd/schoonheid gegeven |
Elam | blijvend; eeuwigheid; verborgen tijd kaart 1 coordinaat F2d/G2c/G3a volkerenlijst: afstammeling van Sem ook een provincie ten oosten van Babylon, kaart 15 coordinaat D2c/d |
Elasa | God heeft gemaakt/gehandeld |
Eldaa | God roept; hij, die door God geroepen wordt |
Eldad | (die) door God (is) geliefd |
Eleazar | God helpt; of hij die door God geholpen wordt, is dezelfde naam als Elazar |
Elhanan | God is genade /NBG: Elchanan |
Eli | verhoogd |
Elia | (mijn) God is de Here |
Eliab | God is (mijn/zijn) vader |
Eliam | Gods volk; volk van (mijn) God |
Elias | (mijn) God is de Here /NBG: Elia |
Eliatha | (tot wie) God komt /NBG: Eliata |
Elidad | (die) (mijn) God heeft liefgehad |
Eliel | (mijn) God is God; ook: God is sterkte |
Eliezer | mijn God is hulp; ook: God is mijn hulp |
Elifal | (mijn) God heeft geoordeeld |
Elifaz | (mijn) God is sterkte; ook: God is edel/kostbaar |
Elifele | die door God onderscheiden wordt; God onderscheidt hem /NBG: Elifelehu |
Elifelet | God is (mijn/zijn) bevrijding/verlossing |
Elifeleth | God is (mijn/zijn) bevrijding/verlossing /NBG: Elifelet |
Elihoref | God is (mijn/zijn) beloning/vergoeding /NBG: Elichoref |
Elihu | hij is (mijn) God! |
Elihud | God is zijn lof; (mijn) God is glorie /NBG: Eliud |
Elika | gemeente/verzameling/vergadering van (mijn) God |
Elimelech | (mijn) God is koning /NBG: Elimelek |
Elisa | waarschijnlijk: menigte van mensen -> Genesis 10:4; 1 Kronieken 1:7; Ezechiel 27:7 God is (zijn) redding/verlossing -> andere teksten volkerenlijst: afstammeling van Jafeth |
Elisafan | (door) (mijn) God beschermd |
Elisafat | God beoordeelt mij/is mijn Rechter |
Elisama | mijn God hoort |
Elischama | mijn God hoort /NBG: Elisama |
Elischua | God is (zijn) redding/verlossing /NBG: Elisua |
Eliseba | mijn God heeft gezworen; God is eed |
Elisua | God is (zijn) redding/verlossing |
Elizabet | mijn God heeft gezworen; God is eed /NBG: Elisabet |
Elizafan | (door) (mijn) God beschermd /NBG: Elisafan |
Elizur | (mijn) God is een rots/kracht /NBG: Elisur |
Eljachba | in mijn God geborgen, ook: God verbergt |
Eljada | (mijn) God is kennis/heeft geweten |
Eljahba | in mijn God geborgen; ook: God verbergt /NBG: Eljachba |
Eljakim | God bevestigt/stelt |
Eljasaf | God heeft toegevoegd |
Eljasib | God zal herstellen |
Eljehoenai | op de Here zijn mijn ogen gericht |
Eljeoenai | op de Here zijn mijn ogen gericht /NBG: Eljoenai |
Eljoenai | op de Here zijn mijn ogen gericht |
Eljoenei | op de Here zijn mijn ogen gericht /NBG: Eljoenai |
Elkana | (die) door God geschapen (is) |
Elmodam | betekenis onbekend, wellicht: maatstaf /NBG: Elmadan |
Elnaam | God is aangenaam |
Elnathan | door God gegeven /NBG: Elnatan |
Elon | eik/terebint; ook: machtig, ook een stad |
Elpaal | God der vergelding |
Elpelet | God is bevrijding/verlossing |
Eluzai | God is mijn kracht; ook: God is mijn lofprijs |
Elymas | de wijze; tovenaar |
Elzabad | door God gegeven |
Elzafan | door God beschermd; God beschermt /NBG: Elsafan |
Emmor | Ezel /NBG: Hemor |
Enak | langnekkig |
Enan | ogen hebbend; fonteinen |
Eneas | de lofwaardige |
Enoch | onderwezene; ingewijd; adept /NBG: Henoch |
Enon | Ogen, vloeiende bronnen; fonteinen |
Enos | mens (afgeleid van zwak zijn) |
Epafras | bemind; vriendelijk; lieflijk, mogelijk een afkorting van Epafroditus |
Epafroditus | schoon; vriendelijk; lieflijk ook aan Afrodite onderdanig |
Epenetus | geprezen; lof-/prijzenswaardig |
Er | waakzaam/alert |
Eran | waakzaam |
Erastus | beminnelijke; geliefde |
Eri | wakend |
Esar-haddon | betekenis onduidelijk; wellicht: binding van schoonheid of: gift van vuur |
Esbaal | man van Baal = Heer (in de betekenis van bezitter) |
Esban | mogelijk: verstand |
Esli | de Here heeft bewaard /NBG: Hesli |
Esrom | omheind; beschermd /NBG: Chesron |
Ester | (stralende) ster |
Esther | (stralende) ster /NBG: Ester |
Eston | kleine man |
Ethan | blijvend; (eeuwig)durend; ook: sterk/machtig /NBG: Etan |
Eth-Baal | met Baal = heer (in de betekenis van bezitter); ook: Baal is met hem /NBG: Etbaal |
Ethnan | (hoeren)loon /NBG: Etnan |
Ethni | royaal/mild /NBG: Etni |
Eubulus | van goede raad; goede raadgever; verstandig |
Eunice | met overwinning gezegend; goede overwinning /NBG: Eunike |
Euodia | goede weg; gelukkige reis of welriekend |
Eutychus | gelukkig; gelukzalig |
Eva | (het) leven |
Evi | verlangen /NBG: Ewi |
Evilmerodach | de dwaas van Merodach = opstandig; of: god van de opstand /NBG: Ewil-Merodak Merodach is een afgodennaam |
Ezau | ruw; behaard /NBG: Esau |
Ezbai | dwerg |
Ezbon | snel van begrip /NBG: Esbon |
Ezechiel | (die) God zal versterken |
Ezekias | kracht van de Here /NBG: Hizkia |
Ezer | schat; kostbaarheid /NBG: Eser |
Ezra | hulp/steun |
Ezri | hulp/steun van de Here |
Falek | stroom/beek; ook verdeling /NBG: Peleg |
Fanuel | het gelaat van God |
Farao | paleis; koning |
Farao Hofra | Farao (=paleis; koning) bedekkend kwaad /NBG: Farao Chofra |
Farao Necho | Farao (=paleis; koning), betekenis onduidelijk; mogelijk: de lamme /NBG: Farao Neko |
Fares | doorbraak; breuk; scheur /NBG: Peres |
Febe | zuiver; helder; stralend |
Felix | gelukkig |
Festus | feest |
Filetus | geliefde |
Filippus | liefhebber van paarden |
Filologus | vriend der wetenschap of kennis; liefhebber van het woord; geleerd |
Flegon | branden; verhit zijn; stralend |
Fortunatus | fortuinlijk; voorspoedig; door het geluk begunstigd |
Fygellus | pottenbakker; mogelijk ook: kleine vluchteling /NBG: Fygelus |
Gaal | verworpene; afkeer/afschuw |
Gabbai | belasting-inner |
Gaddi | gelukkig/voorspoedig |
Gaddiel | God is (mijn) geluk; voorspoed van (God) verkregen |
Gadi | mijn geluk; mijn voorspoed |
Gaetam | (de) verwoesting/ramp is ten einde /NBG: Gatam |
Gaetham | (de) verwoesting/ramp is ten einde /NBG: Gatam |
Gaham | waarschijnlijk: brandend /NBG: Gacham |
Gahar | wellicht: schuilplaats; ook: zwak /NBG: Gachar |
Gajus | meester; heer |
Galal | wentelend (van een steen); ook: mest |
Gallio | betekenis onbekend; wellicht: iemand die op melk leeft |
Gamaliel | God is mijn beloning; ook: voordeel van God |
Gamul | beloond; ook: gespeend |
Gareb | eczeem; lepra (melaats); schurftig ook een heuvel bij Jeruzalem |
Gasmu | (stort)regen /NBG: Gesem |
Gazez | kapper; (schaaps)scheerder |
Gazzam | verslindend |
Geber | held; machtige; man |
Gedalia | de Here is groot /NBG: Gedalja |
Gedalja | de Here is groot |
Gedolim | de groten |
Gedor | muur ook een stad in Juda |
Gehazi | vallei van het (profetisch) gezicht /NBG: Gechazi |
Gemalli | kameeleigenaar; kameelrijder |
Gemarja | de Here maakt af/brengt tot een einde |
Genubath | diefstal /NBG: Genubat |
Geri | vluchteling /NBG: Hagri |
Gersom | een vreemdeling daar; ook: verbanning |
Gerson | verdrijving; verbanning |
Gesan | kluit (van aarde of stof) |
Gesem | (stort)regen |
Gether | betekenis onzeker; mogelijk: vrees/angst volkerenlijst: afstammeling van Sem |
Gibbar | held |
Giddalti | ik heb grootgemaakt |
Giddel | overgroot |
Gideon | hij die neerslaat; veller; omhouwer dezelfde naam als Jerubbaal en Jerubbeset |
Gideoni | mijn veller/omhouwer /NBG: Gidoni |
Gilalai | de Here heeft (weg)gerold |
Ginath | tuin; ook omheining; beschermd /NBG: Ginat |
Ginnethoi | tuinman /NBG: Ginnetoi |
Ginnethon | tuinman /NBG: Ginneton |
Girgasiet | afkomstig van Girgas niet-Israelitisch volk volkerenlijst: afstammeling van Cham |
Girgasieten | afkomstig van Girgas niet-Israelitisch volk volkerenlijst: afstammeling van Cham |
Girgazieten | afkomstig van Girgas niet-Israelitisch volk volkerenlijst: afstammeling van Cham |
Gispa | vleierij; bedwelming |
Gog | betekenis onduidelijk; mogelijk: verhoging; uitbreiding; dak |
Goliath | balling; gevangene /NBG: Goliat |
Guel | majesteit van God /NBG: Geuel |
Guni | bont; gekleurd, mogelijk: mijn beschermer |
Habaja | (die) de Here beschermt/verbergt /NBG: Chobaja |
Habakuk | omhelzen |
Habazzinja | betekenis onduidelijk; mogelijk: door de Here met een schild bedekt; wellicht ook: licht van de Here /NBG: Chabassinja |
Habel | adem; ijdelheid /NBG: Abel |
Hachalja | betekenis onduidelijk; mogelijk: (die) de Here verlicht /NBG: Chakalja |
Hachmoni | wijs; verstandig /NBG: Chakmoni |
Hadad | zwaar geluid; schreeuw |
Hadad-ezer | (wiens) hulp is Hadad = zwaar geluid; schreeuw /NBG: Hadad |
Hadar | zwaar geluid; schreeuw in Genesis 25:15 versiering; eer in Genesis 36:39 |
Hadar-ezer | (wiens) hulp is Hadad = zwaar geluid; schreeuw /NBG: Hadadezer |
Hadassa | mirte andere naam voor Esther |
Hadlai | verlaten/achtergelaten; ook: leegloper /NBG: Chadlai |
Hadoram | versieringen; sieraden volkerenlijst: afstammeling van Sem |
Hagab | sprinkhaan /NBG: Chagab |
Hagaba | sprinkhaan /NBG: Chagaba |
Hagar | vlucht |
Haggai | feestelijk |
Haggi | feestelijk /NBG: Chaggi |
Haggija | feest des Heren /NBG: Chaggia |
Haggith | feestelijk /NBG: Chaggit |
Hakkoz | doorn; doornstruik /NBG: Hakkos |
Hakufa | gebonden; gebogen; onderworpen /NBG: Chakufa |
Hallohes | de fluisteraar/verleider/tovenaar /NBG: Halloches |
Haman | prachtig; groots |
Hamathiet | afkomstig van Hamath = vesting; burcht; verdediging /NBG: Hamatiet volkerenlijst: afstammeling van Cham |
Hammedatha | betekenis onduidelijk; mogelijk: één van een tweeling; dubbel /NBG: Hammedata |
Hammelech | de koning /NBG: de prins |
Hammuel | warmte van God /NBG: Chammuel |
Hamram | gerezen/gegist; mogelijk ook: hoogrood /NBG: Chamran |
Hamul | gespaard/beschermd /NBG: Chamul |
Hamutal | schoonvader is bescherming; schoonvader van dauw /NBG: Chamutal |
Hanameel | gift/gave van God /NBG: Chanamel |
Hanan | genade; genadig /NBG: Chanan |
Hanani | genadig; genadevol /NBG: Chanani |
Hananja | wolk van de Here; (die) de Here beschermt /NBG: Ananja genade(gave) van de Here /NBG: Chananja ook een plaatsnaam |
Hanna | verzoek; bede om genade |
Hanniel | genade van God /NBG: Channiel |
Hanoch | ingewijd; toegewijd /NBG: Chanok |
Hanun | begenadigd; begunstigd /NBG: Chanun |
Happizzes | de verstrooiing/verspreiding /NBG: happisses |
Haref | het afplukken; rijpheid /NBG: Charef |
Harhas | behoeftig; arm /NBG: Charchas |
Harhoja | hij was brandend/vurig/heet /NBG: Charhaja |
Harhur | ontbranding; zeer brandende; brandende koorts /NBG: Charchur |
Harif | herfstregen /NBG: Charif |
Harim | toegewijd; ook: met een verminkte neus /NBG: Charim |
Harnefer | snurker; hij die briest /NBG: Charnefer |
Haroe | de ziener; het visioen |
Harsa | tovenaar/magier /NBG: Charsa |
Harum | hoog |
Harumaf | toegewijd; ook: met een verminkte neus; platte neus /NBG: Charumaf |
Haruz | toegewijd; ijverig; vakkundig /NBG: Charus |
Hasabja | (die) de Here inschat/gedenkt /NBG: Chasabja |
Hasabna | mogelijk: de Here heeft nagedacht/op waarde geschat /NBG: Chasabna |
Hasabneja | mogelijk: de Here heeft (over ons) nagedacht/op waarde geschat /NBG: Chasabneja |
Hasadja | de Here heeft (hem) lief /NBG: Chasadja |
Hasbaddana | overwogen/nagedacht in oordeel /NBG: Chasbaddana |
Hasem | waarschijnlijk: de Naam; mogelijk ook: hij heeft verbroken |
Hasra | behoeftig; arm /NBG: Chasra |
Hassenua | gehaat |
Hassub | attent; zeer geacht /NBG: Chassub |
Hassum | rijk /NBG: Chasum |
Hasub | attent; zeer geacht /NBG: Chassub |
Hasuba | (hoog) geacht; gewaardeerd /NBG: Chasuba |
Hasufa | naakt; bloot /NBG: Chasufa |
Hasum | rijk /NBG: Chasum |
Hatach | waarschijnlijk: waarlijk /NBG: Hatak |
Hathath | schrik/paniek; ontzetting /NBG: Chatat |
Hatifa | een vangst /NBG: Chatifa |
Hatita | een opgraving /NBG: Chatita |
Hatsarmaveth | omheining/hof des doods /NBG: Chasarmawet volkerenlijst: afstammeling van Sem |
Hattil | zwaaiend; golvend /NBG: Chattil |
Hattus | verzameld /NBG: Chattus |
Hazael | (die) door God gezien (wordt) |
Hazaja | (die) door de Here gezien (wordt) /NBG: Chazaja |
Hazarmaveth | omheining/hof des doods /NBG: Chasarmawet kaart 1 coordinaat F4d/G4a volkerenlijst: afstammeling van Sem |
Hazelelponi | schaduw op mijn aangezicht /NBG: Hasseleponi |
Haziel | hij zal God zien /NBG: Chaziel |
Hazihammenuchoth | half Menuchoth = vertroosting /NBG: Menuchot |
Hazo | visioen; gezicht /NBG: Chazo |
Hazobeba | dik; gezet /NBG: Hassobeba |
Heber | verbintenis; gezelschap /NBG: Cheber volkerenlijst: afstammeling van Sem |
HEERE | Ik ben / verkorte vorm van de Naam van God |
HEEREN | Ik ben / verkorte vorm van de Naam van God |
Hefer | put/bron /NBG: Chefer ook een plaatsnaam |
Hefzi-bah | mijn wil/welgevallen is in haar /NBG: Chefsiba |
Hegai | betekenis onduidelijk; mogelijk: eerbiedwaardig; mogelijk ook: mooie koeien bezittend |
Hela | roest; ook mogelijk: schuim; uitschot /NBG: Chela |
Heldai | mijn leeftijd/ouderdom; ook: duurzaam /NBG: Cheldai |
Heleb | dezelfde persoon als Heled = leeftijd/levensduur; eeuw /NBG: Cheleb |
Heled | leeftijd/levensduur; eeuw /NBG: Cheled |
Helek | gladheid; ook mogelijk deel; portie /NBG: Chelek ook een plaatsnaam |
Helem | klap; slag |
Helez | bevrijding /NBG: Cheles |
Heli | verhoogd /NBG: Eli |
Helkai | glad /NBG: Chelkai |
Helon | (zeer) sterk /NBG: Chelon |
Hemam | verslaan; vernietigen |
Heman | getrouw |
Hemdan | aangenaam /NBG: Chemdan |
Hemor | ezel |
Henadad | genade/gunst van Hadad = zwaar geluid; schreeuw /NBG: Chenadad |
Henoch | onderwezene; ingewijde; adept |
Heres | kunstig; ook: sluwheid of stilheid /NBG: Cheres |
Heri | wakend /NBG: Eri |
Hermas | variant van de naam Hermes; Mercurius /NBG: Hermes |
Hermes | Hermes; Mercurius een Griekse afgodennaam en een gelovige in Rome |
Hermogenes | van Hermes afstammend |
Herodes | heerser; heldhaftig; heldenzoon |
Herodias | heerseres; heldin; heldhaftig |
Herodion | heldhaftig |
Hesed | vriendelijkheid; liefdadigheid; goedertierenheid /NBG: Ben-Chesed |
Heva | (het) leven /NBG: Eva |
Heviet | dorpbewoner /NBG: Chiwwiet volkerenlijst: afstammeling van Cham |
Hezion | visioen; gezicht /NBG: Chezjon |
Hezir | varken; zwijn /NBG: Chezir |
Hezrai | omheind; beschermd, dezelfde persoon als Hezro /NBG: Chesrai |
Hezro | omheind; beschermd /NBG: Chersro |
Hezron | omheind; beschermd, ook een plaats in Juda /NBG: Chesron |
Hibri | Hebreeuws /NBG: Ibri |
Hiddai | weergalm/echo van de Here |
Hiel_ | God is leven; God leeft /NBG: Chiel |
Hilkia | deel van de Here; de Here is mijn deel /NBG: Chilkia |
Hilkija | deel van de Here; de Here is mijn deel /NBG: Chilkia |
Hillel | geneigd tot lofprijs; toegewijd |
Hira | adeldom; edel geslacht /NBG: Chira |
Hirad | wilde ezel /NBG: Irad |
Hiram | adel/edel /NBG: Chiram |
Hivviet | dorpbewoner /NBG: Chiwwiet volkerenlijst: afstammeling van Cham |
Hizki | krachtig; sterkte /NBG: Chizki |
Hizkia | kracht van de Here |
Hobab | geliefde /NBG: Chobab |
Hod | glorie; majesteit; schoonheid; pracht |
Hodajeva | de Here is zijn glorie /NBG Hodawjahu |
Hodavia | de Here is zijn glorie /NBG: Hodawja |
Hodavja | de Here is zijn glorie /NBG: Hodawja |
Hodes | maand; nieuwe maan /NBG: Chodes |
Hodeva | glorie/majesteit des Heren /NBG: Hodewa |
Hodia | glorie/majesteit des Heren |
Hodija | glorie/majesteit des Heren /NBG: Hodia |
Hofni | (vuist)vechter /NBG: Chofni |
Hogla | patrijs /NBG: Chogla |
Hoham | waarschijnlijk (Here van) zeer grote menigte |
Homam | verslaan; vernietigen |
Horam | hoogte; verheven, ook: bergbewoner |
Hori | grotbewoner /NBG: Chori |
Hosa | vertrouwen; vertrouwd; ook mogelijk: toevluchtsoord; asiel /NBG: Chosa ook een stad in Aser |
Hosaja | (die) de Here redt/bevrijdt /NBG: Hosaaja |
Hosama | hij (de Here) hoort |
Hosea | verlossing |
Hotham | zegel; verzegeling; handtekening /NBG: Chotam |
Hothir | doen overblijven /NBG: Hotir |
Hufam | bedekkingen; wellicht ook mensen van de kust /NBG: Chufam |
Hul | pijn /NBG: Chul volkerenlijst: afstammeling van Sem |
Hulda | mol /NBG: Chulda |
Huppa | bedekking; bruiloftskamer /NBG: Chuppa |
Huppim | bedekkingen /NBG: Chuppim |
Hur | spelonk; grot; hol /NBG: Chur |
Hurai | waarschijnlijk linnenwerker; mogelijk ook: edelman /NBG: Churai |
Huram | adel/edel /NBG: Churam |
Huram Abi | mijn/zijn vader is edel /NBG: Churam-Abi |
Huri | linnenwever /NBG: Churi |
Husah | haast; spoed (in de geboorte) /NBG: Chusa |
Husai | (door de Here) bespoedigd /NBG: Chusai |
Husam | haast; spoed, ook: ontijdig geboren /NBG: Chusam |
Husim | 1) haastend; ook: hij die haast heeft -> Genesis 46:23 en 1 Kronieken 8:8,11 2) haastend; spoedend; ook: zij die hun geboorte verhaasten (vroegtijdig geborenen) -> 1 Kronieken 7:12 /NBG: Chusim |
Hymeneus | bruiloftslied; behorend tot het huwelijk |
Ibchar | (die) hij verkiest; uitgekozen /NBG: Jibchar |
Idbas | (ik zal) honingzoet (zijn) /NBG: Jidbas |
Iddo | tijdig; op tijd; mogelijk ook: machtig |
Ikabod | geen eer/glorie |
Ikes | pervers; vals; bedrieglijk /NBG: Ikkes |
Ikkes | pervers; vals; bedrieglijk |
Ilai | hoogste |
Immer | redenaar; praterig/kwebbelend ook een plaatsnaam |
Imna | (die) hij vasthoudt/tegenhoudt -> 1 Kronieken 7:35 voorspoed; (groot) geluk andere schriftplaatsen /NBG: Jimna |
Imri | welbespraakt; onder woorden gebracht |
Ir | stad |
Ira | wacht; waakzaam |
Iram | burger (behorend tot een stad); wachter |
Iri | mijn stad |
Iru | wacht; bewaking; waakzaam |
Isai | rijk; ook mogelijk: Hij is de Here |
Isbah | verlatend; achterblijvend /NBG: Jisbach |
Isbak | (hij zal) verlaten/in de steek laten; mogelijk: hij zal overblijven /NBG: Jisbak |
Isbi Benob | zijn zetel is in Nob = hoogte; hoge plaats, mogelijk ook: voorzegging /NBG: Jisbibenob |
Isboseth | man van/der schande /NBG: Isboset |
Isei | heilzaam; bevrijdend /NBG: Jisi |
Ishod | man van glorie/roem/eer |
Iskariot | man uit Kariot (een stad in Juda) |
Isma | verwoesting; ook: verlatenheid /NBG: Jisma |
Ismael | God hoort |
Israel | strijder Gods; ook mogelijk: vorst Gods |
Isvi | gelijkenis; gelijkvormigheid /NBG: Jiswi |
Ithai | nabij; met mij /NBG: Itai en Ittai |
Ithamar | land/kust/eiland van palmen /NBG: Itamar |
Ithiel | er is een God; God is met mij /NBG: Itiel |
Ithran | winst/voordeel, ook: voortreffelijk/superieur /NBG: Jitran |
Izaak | gelach; hij lacht /NBG: Isaak |
Izak | gelach of hij lacht /NBG: Isaak |
Izebel | niet bewoond; onbewoond |
Izhar | (nieuwe) olie /NBG: Jishar |
Jaakan | bedroefd; droefenis/ellende |
Jaakoba | zij houdt de hiel vast; zij bedriegt |
Jaala | gazelle (vrouwtje); (wilde) geit |
Jaare-oregim | woud van de wevers |
Jaaresja | (die) de Here maakt dik/voorspoedig |
Jaasai | dat de Here (hem) aanstelle/bevestige/make |
Jaasiel | dat de God (hem) aanstelle/bevestige/make |
Jaazanja | (die) de Here hoort |
Jaazia | (die) de Here vertroost /NBG: Jaaziahu |
Jaaziel | (die) God vertroost |
Jabal | stroom/rivier |
Jabin | (die) hij kent/verstaat |
Jachan | onruststoker; in beroering brenger /NBG: Jakan |
Jachin | hij zal grondvesten/stellen /NBG: Jakin ook de rechterzuil in het voorhuis van de tempel die Salomo oprichtte |
Jachmai | (die) de Here bewaart/bewaakt |
Jada | wetend; kennend |
Jaddai | liefhebbend |
Jaddua | (algemeen) bekend |
Jadon | hij richt/oordeelt |
Jael | berggeit |
Jaela | gazelle (vrouwtje); (wilde) geit /NBG: Jaala |
Jaelam | (die) hij verbergt/beschermt /NBG: Jalam |
Jaenai | de Here antwoordt /NBG: Janai |
Jaera | honingraat /NBG: Jara |
Jafeth | vergroting/uitbreiding /NBG: Jafet |
Jafia | schitterend/prachtig; stralende schoonheid ook een stad in Zebulon |
Jaflet | hij zal ontkomen/bevrijd worden |
Jahath | eenheid/bond; ook mogelijk hij neemt weg /NBG: Jachat |
Jahaziel | hij zal God zien /NBG: Jachaziel |
Jahdiel | (die) God verblijdt /NBG: Jachdiel |
Jahdo | verenigd; gemeenschap /NBG: Jachdo |
Jahleel | wachtend/hopend op God /NBG: Jachleel |
Jahzeel | God wijst een deel toe /NBG: Jachseel |
Jahzera | (die) hij zal terugbrengen /NBG: Jachzera |
Jahziel | God wijst een deel toe /NBG: Jachasiel |
Jair | (die) hij opwekt/in beweging brengt -> 1 Kronieken 20:5 hij zal verlichten; hij zal tonen -> andere teksten |
Jairus | hij zal verlichten/tonen |
Jake | vroom/godvrezend |
Jakim | hij zal (hem) doen staan/stellen |
Jakob | hij houdt de hiel vast; hij bedriegt |
Jalon | hij blijft/logeert |
Jambres | weerspannige |
Jamin | rechterhand; houdt ook verband met: zuiden |
Jamlech | hij zal koning zijn/heersen; (die) hij zal doen regeren /NBG: Jamlek |
Janna | de Here verhoort /NBG: Jannai |
Jannes | onderdrukker of hij kwelde |
Jarach | maand /NBG: Jerach volkerenlijst: afstammeling van Sem |
Jareb | strijder; twister /NBG: strijdlust |
Jared | afdalen; helling; afstammeling /NBG: Jered |
Jarha | betekenis onduidelijk; mogelijk: wassende maan /NBG: Jarcha |
Jarib | tegenstander; hij strijdt |
Jaroah | maan /NBG: Jaroach |
Jasib | hij zal terugkeren |
Jasobam | het volk zal terugkeren |
Jason | iemand die zal genezen |
Jasub | hij keert zich om |
Jathniel | (aan wie) God geeft; van God gegeven /NBG: Jatniel |
Javan | betekenis onduidelijk; mogelijk: hitte en gisting; mogelijk ook: niet standvastig; de moerassige /NBG: Jawan kaart 1 coordinaat C2b/D2a ook Griekenland volkerenlijst: afstammeling van Jafeth |
Jazen | slapend /NBG: Jasen |
Jaziz | hij beweegt; ook: beweging |
Jeathrai | betekenis onduidelijk; mogelijk: (die) de Here leidt /NBG: Jeaterai |
Jeberechja | de Here zegent (hem)! /NBG: Jeberekjahu |
Jebusiet | afkomstig uit Jebus = platgetreden plaats (een naam voor Jeruzalem) een niet-Israelitisch volk kaart 7 coordinaat C3a volkerenlijst: afstammeling van Cham |
Jechdeja | (die) de Here verblijdt /NBG: Jechdejahu |
Jecholia | de Here heeft overwonnen; ook mogelijk sterk gemaakt door de Here /NBG: Jekolja |
Jechonia | (die) de Here bevestigt /NBG: Jechonja |
Jechonias | (die) de Here bevestigt /NBG: Jechonja |
Jedaja | die de Here prijst -> persoonsnaam in 1 Kronieken 4:37 en Nehemia 3:10 (die) de Here kent -> persoonsnaam in overige teksten |
Jedi | waarschijnlijk vastgesteld /NBG: Jedo |
Jediael | bekend bij God; door God gekend |
Jedida | geliefde |
Jedid-jah | door de Here geliefd; of lieveling van de Here /NBG: Jedidja |
Jeduthun | waarschijnlijk; lof/lovende; ook: kunstvaardige handen /NBG: Jedutun |
Jeftha | opening; ook: hij opent /NBG: Jefta |
Jefunne | omgedraaid; gekeerd |
Jehaleel | hij zal God loven/prijzen /NBG: Jehallelel |
Jehalelel | hij zal God loven/prijzen /NBG: Jehallelel |
Jehazia | de Here zal mij zien /NBG: Jachzeja |
Jehezkel | (die) God zal versterken /NBG: Jechezkel |
Jehia | de Here leeft /NBG: Jechia |
Jehiel | God leeft /NBG: Jechiel |
Jehieli | (mijn) God leeft /NBG: Jechieli |
Jehizkia | kracht van de Here /NBG: Hizkia |
Jehoadda | (die) de Here versiert |
Jehojada | (die) de Here kent |
Jehoram | de Here is verhoogd/hoog /NBG: Joram |
Jehu | hij zal leven/bestaan; ook mogelijk: de Here is Hij |
Jehubba | verborgen; beschermd /NBG: Jechubba |
Jehudi | de geprezene, ook vertaald met Joods |
Jehus | raadgever /NBG: Jeus |
Jeiel | weggevoerd door God; ook mogelijk: schat van God |
Jekameam | hij zal het volk verzamelen; ook: hij zal het volk oprichten /NBG:Jekamam |
Jekamja | de Here zal verzamelen |
Jekuthiel | verering van God /NBG: Jekutiel |
Jemima | duif |
Jemini | een Benjaminiet |
Jemuel | dag van God |
Jerah | maand /NBG: Jerach volkerenlijst: afstammeling van Sem |
Jerahmeel | (met wie) de Here medelijden zal hebben; (aan wie) de Here barmhartig zal zijn /NBG: Jerachmeel |
Jeramoth | hoogten /NBG: Jeramot |
Jered | afdalen; helling; afstammeling |
Jeremai | hooglander |
Jeremia | (die door) de Here aangewezen / gesteld (is) |
Jeremoth | hoogten /NBG: Jeremot |
Jeria | door de Here gevestigd/vastgesteld/opgericht |
Jeribai | (die) de Here verdedigt |
Jeriel | (vast)gesteld/gegrondvest door God |
Jerija | door de Here gevestigd/vastgesteld/opgericht /NBG: Jeria |
Jerimoth | hoogten /NBG: Jerimot |
Jerioth | gordijnen /NBG: Jeriot |
Jerobeam | die strijdt met het volk |
Jerocham | hij zal genade/erbarmen verkrijgen |
Jeroham | hij zal genade/erbarmen verkrijgen /NBG: Jerocham |
Jerubbaal | laat Baal strijden/twisten dezelfde persoon als Gideon en Jerubbeset |
Jerubbeseth | laat de afgod strijden, twisten, dezelfde persoon als Gideon en Jerubbaal /NBG: Jerubbeset |
Jerusa | bezit/eigendom |
Jesaja | redding van de Here |
Jesana | oud |
Jesarela | oprecht tot/met God |
Jesebeab | woonplaats/woning van (de) vader /NBG: Jesebab |
Jeser | 1) vorm; gedachte /NBG: Jeser 2) oprecht(heid); rechtschapenheid -> 1 Kronieken 2:18 |
Jesibja | (die) de Here doet nederzetten/wonen /NBG: Josibja |
Jesimeel | (die) God plaatst/bevestigt /NBG: Jesimiel |
Jesisai | bejaard; oude |
Jesohaja | (die) de Here neerbuigt/vernedert /NBG: Jesochaja |
Jessai | rijk; ook mogelijk: Hij is de Here /NBG: Isai |
Jesse | rijk; ook mogelijk: Hij is de Here / NBG: Isai |
Jesua | hij zal redding/verlossing zijn |
Jesua-Joab | Redder van Joab; mogelijk ook: Here, vader der verlossing |
Jether | overvloed; overblijfsel; voortreffelijkheid /NBG: Jeter |
Jetheth | (tent)pin; pin /NBG: Jetet |
Jethra | overblijfsel /NBG: Jitra |
Jethro | voortreffelijkheid /NBG: Jetro |
Jethur | kasteel; verdediging; ook tentenkamp /NBG: Jetur |
Jetur | kasteel; verdediging; ook tentenkamp |
Jeuel | weggevoerd door God; ook mogelijk: schat van God |
Jeus | raadgever -> 1 Kronieken 8:10 haastmaker; ook: toesneller; hij komt te hulp -> overige teksten |
Jeuz | raadgever -> 1 Kronieken 8:10 haastmaker; ook: toesneller; hij komt te hulp -> overige teksten /NBG: Jeus |
Jezabel | niet bewoond; onbewoond /NBG: Izebel |
Jezanja | (naar wie) de Here luistert; (wie) de Here hoort |
Jezer | vorm; gedachte /NBG: Jeser oprecht(heid); rechtschapenheid -> 1 Kronieken 2:18 |
Jezia | juicht in de Here; ook mogelijk: door de Here besprengd /NBG: Jizzia |
Jeziel | verzameling/vergadering van God |
Jezohar | witheid (van kleur); ook taankleurig; geelachtig rood /NBG: Jesochar |
Jezus | de Here is (zijn) redding/redt |
Jibchar | (die) hij verkiest; uitgekozen |
Jibnea | (die) de Here (op)bouwt /NBG: Jibneja |
Jibnija | (die) de Here (op)bouwt /NBG: Jibnia |
Jibsam | welriekende balsem; aangenaam |
Jidala | betekenis onduidelijk; mogelijk: plaats der verlokking |
Jiddo | liefhebbend |
Jidlaf | tranen vergieten |
Jifdeja | (die) de Here bevrijdt |
Jiftah | opening; hij zal openen /NBG: Jiftach |
Jig-al | hij zal (hem) verlossen /NBG: Jigal |
Jigdalia | de Here zij verhoogd; groot is de Here /NBG: Jigdaljahu |
Jigeal | hij zal (hem) verlossen /NBG: Jigal |
Jimla | hij zal (hem) (ver)vullen |
Jimna | voorspoed; (groot) geluk (die) hij vasthoudt/tegenhoudt -> 1 Kronieken 7:36 |
Jimra | onhandelbaar; ook: bitterheid |
Jirmeja | (die door) de Here aangewezen/gesteld (is) zelfde naam als Jeremia |
Jirpeel | (wat) God geneest |
Jisbak | (hij zal) verlaten/in de steek laten; mogelijk: hij zal overblijven |
Jisei | heilzaam; bevrijdend /NBG: Jisi |
Jisia | (die) de Here (ver)leent /NBG: Jissia |
Jiska | hij zal uitzien; hij kijkt; hij heeft het overzicht |
Jismachja | de Here steunt (hem) /NBG: Jemakjahu |
Jismaja | de Here hoort |
Jismerai | (die) de Here bewaart |
Jispa | kaal |
Jispan | hij verbergt; ook: achterbaks |
Jissia | (die) de Here (ver)leent |
Jisva | gelijkenis; gelijkvormigheid /NBG: Jiswa |
Jisvi | gelijkenis; gelijkvormigheid /NBG: Jiswi |
Jithma | wees; alleengelatene; eenzame /NBG: Jitma |
Jithran | winst/voordeel; ook voortreffelijk/superieur /NBG: Jitran |
Jithream | overvloed van het volk /NBG: Jitream |
Jizhar | (nieuwe) olie /NBG: Jishar |
Jizlia | betekenis onduidelijk; mogelijk: (die) de Here bewaart |
Jizrahja | hij zal door de Here stralen/tot licht gebracht worden /NBG: Jizrachja |
Jizri | (mijn) vorm; gedaante /NBG: Jisri |
Joab | de Here is zijn vader |
Joaddan | de Here is (haar) sieraad /NBG: Jehoaddan |
Joah | de Here is (zijn) broer /NBG: Joach |
Joahaz | de Here houdt (hem) vast /NBG: Joachaz |
Joas | de Here heeft (hem) gegeven of die de Here te hulp komt/bevrijdt -> 1 Kronieken 7:8 en 1 Kronieken 27:28 |
Joatham | de Here is volmaakt; of: de Here is oprecht /NBG: Jotam |
Job | vervolgde; gehate |
Jobab | schreeuwer/huiler; ook mogelijk: (intens) verlangen van de vader volkerenlijst: afstammeling van Sem |
Jochdai | (die) de Here leidt /NBG: Jodai |
Jochebed | de Here is (haar) heerlijkheid /NBG: Jokebed |
Joed | de Here is (zijn) getuige |
Joel | de Here is (zijn) God |
Joela | de Here voert (haar) omhoog/verheft; wellicht: verplaatsing van eikenbomen |
Joezer | de Here is (zijn) hulp |
Jogbeha | verheven; hoogte |
Jogli | in ballingschap geleid |
Joha | de Here is (zijn) broer /NBG: Joach |
Johanan | de Here is genadig /NBG: Jochanan |
Johanna | de Here is genadig |
Jojachin | de Here zal (hem) bevestigen/oprichten/stellen /NBG: Jojakin |
Jojada | (die) de Here kent; kennis is van de Here |
Jojakim | de Here zal (hem) bevestigen/oprichten/stellen |
Jojarib | de Here zal zijn zaak verdedigen |
Jokim | de Here zal (hem) oprichten/bevestigen |
Joksan | vogelvanger; strikkenzetter |
Joktan | verkleind; verminderd; hij zal klein blijven kaart 1 coordinaat F4b volkerenlijst: afstammeling van Sem |
Jona | duif |
Jonadab | de Here heeft (hem) overvloedig gegeven |
Jonan | de Here is genadig |
Jonas | duif / NBG: Jona |
Jonathan | (aan wie) de Here heeft gegeven /NBG: Jonatan |
Jora | vroege regen; herfstregen |
Jorai | (aan wie) de Here leert; (die) de Here onderwijst |
Joram | de Here is verhoogd/hoog |
Jorim | de Here is hoog |
Jorkeam | het volk is wijd verspreid |
Jormeja | (die door) de Here aangewezen/gesteld (is) /NBG: Jirmeja |
Josa | rijkdom/welvaart; mogelijk: hulp |
Josafat | (die) de Here richt/recht verleent, ook een symbolische naam voor een vallei in de buurt van Jeruzalem |
Josafath | (die) de Here richt/recht verleent, ook een symbolische naam voor een vallei in de buurt van Jeruzalem |
Josavia | door de Here opgericht /NBG: Josawja |
Josbekasa | zetel in een harde plaats |
Joscheb | in combinatie met Baschebeth /NBG: een inwoner van Sebet = rust/stilstand; een ophouden |
Joseba | de Here is (haar) eed /NBG: Jehoseba |
Joses | toename; aanwas; mogelijk ook: hij zal gesteund worden door de Here |
Josia | (die) de Here geneest; door de Here gegeven |
Josias | (die) de Here geneest; door de Here gegeven /NBG: Josia |
Josifja | de Here heeft toegevoegd; de Here zal vermeerderen |
Josua | de Here is (zijn) redding/redt /NBG: Jozua |
Jotham | de Here is volmaakt; of: de Here is oprecht /NBG: Jotam |
Jozabad | de Here heeft (hem) geschonken (die) de Here herinnert in 2 Koningen 12:21 (eerste maal) |
Jozabath | de Here is (haar) eed /NBG: Jehosabat |
Jozacar | de Here heeft (hem) geschonken (die) de Here herinnert in 2 Koningen 12:21 (eerste maal) /NBG: Jozabad |
Jozadak | de Here is rechtvaardig /NBG: Josadak |
Jozef | De Here voegt toe; toeneming; aanwas |
Jubal | rivier |
Juchal | bij machte zijn; ook: hij zal het kunnen; sterk /NBG: Jehukal |
Judith | de geprezene /NBG: Jehudit |
Julia | betekenis mogelijk: jong/jeugdig; met zacht haar |
Julius | mogelijk: jong/jeugdig; met zacht haar |
Junias | jong/jeugdig |
Jusabhesed | wiens liefde is teruggekeerd /NBG: Jusab-Chesed |
Justus | rechtvaardig; de rechtvaardige |
Kadmiel | God is er vanouds; ook mogelijk: een in de aanwezigheid van God |
Kahath | vergadering; verzameling /NBG: Kehat |
Kain | verwerving; aanwinst; mogelijk: lans of speer |
Kainan | speermaker; wapensmid /NBG: Kenan |
Kajafas | betekenis onduidelijk; mogelijk: navorser |
Kaleb | hond; blaffer |
Kallai | snel; wellicht: licht geacht bij de Here |
Kanaan | laag ook mogelijk is koopman/handelaar, ook het (beloofde) land volkerenlijst: afstammeling van Cham |
Kananites | zeloot (= ijveraar; vol ijver) /NBG: Zeloot |
Kareah | kaal; kaalkop /NBG: Kareach |
Karmi | druivensnoeier; wijnbouwer; wellicht ook: mijn wijngaard |
Karpus | vrucht (van de baarmoeder) |
Katan | de kleine/onbelangrijke /NBG: Hakkatan |
Kedar | zwart van huid ook een volk dat afstamt van Kedar, een zoon van Ismael kaart 15 coordinaat B2d |
Kedma | oostelijk; van oudsher /NBG: Kedema |
Kedor-laomer | (een) hand vol schoven/garven |
Kehath | vergadering; verzameling /NBG: Kehat |
Kelaja | waarschijnlijk: dwergachtig; als een dwerg; mogelijk ook: vergadering van de Here |
Kelita | waarschijnlijk: dwergachtig; als een dwerg; mogelijk ook: vergadering van de Here dezelfde als Kelaja |
Kemuel | vergadering/verzameling van God |
Kenaana | laag; ook mogelijk: koopman, handelaar; ook richting Kanaan |
Kenan | speermaker; wapensmid |
Kenaz | waarschijnlijk: jagende |
Keren-happuch | verf/kleurhoorn; mogelijk ook: glans van kelur; of: hoorn van welriekende vochten /NBG: Keren-Happuk |
Keros | wellicht: knieler; haak/gesp; mogelijk: weversboom |
Ketura | toorn; mogelijk ook: wierook |
Kezia | cassia (aromatische plant) /NBG: Kesia |
Kis | boog; strik; mogelijk: (vogel)vangend |
Kisi | boog/strik van de Here |
Klaudia | opgeslotene; gevangene; mogelijk ook: kreupel /NBG: Claudia |
Kleopas | wellicht: geheel of enkele roem of van een beroemde vader |
Klopas | wellicht: geheel; of: enkele roem; of: van een beroemde vader |
Kohath | vergadering; verzameling /NBG: Kehat |
Kolaja | stem van de Here |
Kol-hose | hij, die alles (over)ziet /NBG: Kolchoze |
Kol-hoze | hij, die alles (over)ziet /NBG: Kolchoze |
Korach | ijs; glad; ook: stoutmoedig |
Korah | ijs; glad; ook: stoutmoedig /NBG: Korach |
Kore | schreeuwer; ook: patrijs |
Kores | zon; ook: zonnekind; troon |
Kos | doorn; doornstruik ook een eiland, kaart 14 coordinaat D2c |
Kosam | voorspellend; orakelspreuk |
Koz | doorn; doornstruik /NBG: Hakkos |
Kozbi | bedrog; liegend; vals |
Krescens | groeiend /NBG: Crescens |
Krispus | gekruld; kroeskop /NBG: Crispus |
Kusaja | boog/strik van de Here /NBG: Kusajahu |
Laban | wit, ook plaatsnaam |
Lachmi | (mijn) brood/voedsel |
Lada | (rang)orde |
Ladan | in een (rang)orde plaatsen |
Lael | aan God (toegewijd) |
Lahad | kwelling; verdrukking |
Lamech | betekenis onduidelijk; mogelijk: tot vernedering |
Lappidoth | lampen; toortsen /NBG: Lappidot |
Lazarus | God helpt; of: hij die door God geholpen wordt |
Lea | bezorgd; uitgeput |
Lebana | wit; ook: maan (vanwege haar witte kleur) |
Lebbeus | leeuw; of: mijn hart zelfde naam als Thaddeus |
Lehabieten | in vlam gezetten; vurigen mogelijk de Libiers volkerenlijst: afstammeling van Cham |
Lemuel | tot/naar God; aan God (toebehorend) |
Levi | (mijn) loyaliteit/trouw; verbonden |
Libni | wit |
Likhi | in bezit/gevangen nemend /NBG: Likchi |
Linus | vlas; linnen; snoer |
Lo-ammi | niet mijn volk ook een symbolische naam voor Israel |
Lod | strijd; ook mogelijk: geboorte ook een stad in Benjamin |
Lohes | de fluisteraar/verleider/tovenaar /NBG: Halloches |
Lois | betere; of: aangenaam/welgevallig |
Lo-ruchama | zonder erbarmen/ontferming ook een symbolische naam voor Israel |
Lot | bedekking/sluier; verpakking |
Lotan | bedekkend |
Lucius | licht; helder; wit |
Lud | betekenis onduidelijk; mogelijk: strijd; geboorte volkerenlijst: afstammeling van Cham volkerenlijst: afstammeling van Sem |
Ludieten | afkomstig van Lud: betekenis onduidelijk; mogelijk: strijd; geboorte volkerenlijst: afstammeling van Cham volkerenlijst: afstammeling van Sem |
Lydia | nieuwgeborene; wellicht ook: moeite |
Lysanias | die het verdriet verdrijft |
Lysias | losmaken; bevrijder |