-
Dagboek - Dag 13
Dag 13 "En het was in het zeshonderdeerste jaar, in de eerste maand, op de eerste dag van die maand, dat het water van boven de aarde opgedroogd was. Toen nam Noach het luik van de ark weg en keek naar buiten, en zie, de aardbodem was opgedroogd" (Gen. 8:13). Er is een nieuw begin. De Heere heeft met de watervloed alles wat bestond, verdelgd: "Zo verdelgde Hij alles wat bestond, wat op de aardbodem was, van mens tot dier, tot kruipende dieren en vogels in de lucht; verdelgd werden...
"Praat eerst met God over mensen voordat je met mensen over God begint!!"
- Gegevens
- Categorie: Namen in de Bijbel
- Hits: 11112
Namen M-Z
naam | betekenis |
Maacha | onderdrukking/verdrukking; afpersing /NBG: Maaka |
Maachath | onderdrukking/verdrukking; afpersing, zie ook Maacha /NBG: Maakat |
Maadai | versiering/sieraad van de Here |
Maadja | versiering/sieraad van de Here |
Maai | met medelijden; bewogenheid |
Maaseja | daad/werk/handeling van de Here |
Maath | hij komt /NBG: Maat |
Maaz | toorn /NBG: Maas |
Maazia | vertroosting van de Here /NBG: Maazja |
Maazja | vertroosting van de Here |
Machbannai | (samen)binder /NBG: Makbannai |
Machbena | omsloten gebied; band /NBG: Makbena |
Machi | verminderd; dun /NBG: Maki |
Machir | verkocht /NBG: Makir |
Machla | ziekte; kwaal |
Machli | ziek |
Machlon | ziek |
Machnadbai | betekenis onduidelijk: mogelijk: wat is gelijk aan de milddadigheid van de Here /NBG: Maknadbai |
Machseja | schuilplaats van de Here |
Madai | betekenis: waarschijnlijk middelste (land) zie ook Medie kaart 1 coordinaat G2c volkerenlijst: afstammeling van Jafeth |
Magbis | verzamelend; vergaderend |
Magdiel | edele/prins/vorst van God |
Magog | betekenis onduidelijk; mogelijk: uitbreiding (van het geslacht) ook een land volkerenlijst: afstammeling van Jafeth |
Magor-missabib | schrik van rondom /NBG: schrik van rondom |
Magpias | mottendoder |
Mahalaleel | lof(prijs) van God /NBG: Mahalalel |
Mahalal-el | lof(prijs) van God /NBG: Mahalalel |
Mahalath | ziekte; is ziek geweest /NBG: machalat |
Maharai | klaar; bekwaam; ook: onstuimig |
Mahaseja | daad/werk/handeling van de Here /NBG: Maaseja |
Mahath | nemend (in de zin van oppakken, verplaatsen) /NBG: Machat |
Mahazioth | gezichten/visioenen /NBG: Machaziot |
Mahela | ziekte; kwaal /NBG: Machla |
Maheli | ziek /NBG: Machli |
Maher-Schalal | haastige buit, spoedig roof /NBG: Maher-Salal Chas-Baz in combinatie met Chazbaz |
Mahli | ziek /NBG: Machli |
Mahol | dans; dansend /NBG: Machol |
Mainan | betekenis onbekend, misschien trooster of waarzegger /NBG: Menna |
Malaleel | lof(prijs) van God /NBG: Mahalalel |
Malcham | koning/heerser /NBG: Malkam |
Malchia | koning van (aangesteld door) de Here /NBG: Malkia |
Malchiel | koning van (aangesteld door) God /NBG: Malkiel |
Malchija | koning van (aangesteld door) de Here /NBG: Malkia |
Malchiram | de koning is verhoogd /NBG: Malkiram |
Malchisua | koning der hulpe; ook: koning van rijkdom /NBG: Malkisua |
Malchi-Sua | koning der hulpe; ook: koning van rijkdom /NBG: Malkisua |
Malchus | koning der hulpe; of: koning; koninkrijk |
Maleachi | mijn bode/boodschapper; mijn gezondene |
Mallothi | ik heb gesproken /NBG: Malloti |
Malluch | koning; raadgever /NBG: Malluk |
Manahath | rust, ook een geografische aanduiding /NBG: Manachat |
Manahen | vertroostende; vertrooster / NBG: Manaen |
Manoach | rust; rustplaats |
Maoch | onderdrukking/verdrukking; afpersing /NBG: Maok |
Maria | opstand/rebellie |
Marsena | waarschijnlijk: verheven; mogelijk ook: de vergeetachtige (Perzisch) |
Martha | bitter wordende; of: tergende; wellicht ook: meesteres / NBG: Marta |
Masal | mogelijk: (dringend) verzoek; ook: mogelijk spreuk |
Massi | daad/werk/handeling van de Here /NBG: Masai |
Mathnai | geschenk van de Here /NBG: Mattenai |
Mathusala | waarschijnlijk: man van de speer; mogelijk ook: wanneer hij sterft zal het komen/gezonden worden /NBG: Metuselach |
Matred | verdrijver |
Matri | regen des Heren |
Mattan | gift/cadeau/geschenk |
Mattanja | geschenk van de Here |
Mattata | haar gave/gift; ook mogelijk: gave van de Here /NBG: Mattatta |
Mattatha | haar gave/gift, ook mogelijk: gave van de Here /NBG: Mattatta |
Mattathias | gift van de Here /NBG: Mattatias |
Matthan | gift / cadeau / geschenk /NBG: Mattan |
Matthanja | geschenk van de Here /NBG: Mattanja |
Matthat | gift; geschenk /NBG: Mattat |
Matthenai | geschenk van de Here /NBG: Mattenai |
Matthias | gift van de Here / NBG: Mattias |
Mattithja | geschenk van de Here /NBG: Mattitja |
Maz | mogelijk: uitgetrokken/uitgetogen /NBG: Mas volkerenlijst: afstammeling van Sem |
Mebunnai | opgebouwd; gebouw |
Mechetabeel | betekenis onduidelijk; mogelijk: samenvoeging/vergadering; mogelijk ook: raadsel |
Mechir | verkoopprijs |
Mechujael | getroffen/geslagen door God |
Medad | liefde |
Medan | twist/strijd |
Mee-sahab | goudwater; water van goud /NBG: Me-Zahab |
Mefiboseth | hij ademt schande; verspreiding van schande /NBG: Mefiboset |
Mehetabeel | God doet wet/goed /NBG: Mehetabel |
Mehida | betekenis onduidelijk; mogelijk: samenvoeging/vergadering /NBG: Mechida |
Mehuman | getrouw |
Melatja | (die) de Here redt/doet ontsnappen |
Melchi | koning |
Melchizedek | koning van gerechtigheid; koning is gerechtigheid /NBG: Melchisedek |
Meleas | volheid; wellicht ook mijn geliefde vriend /NBG: Melea |
Melech | koning /NBG: Melek |
Melichu | raadgever /NBG: Meliku |
Melzar | hoofd/opzichter van de wijn; hoofddienaar (Perzisch) /NBG: kamerdienaar |
Memuchan | mogelijk: waardig; of: magier (Perzisch) /NBG: Memukan |
Menahem | trooster /NBG: Menachem |
Meonothai | mijn woningen /NBG: Meonotai |
Merab | vermeerdering; groei/aanwas |
Meraja | opstand |
Merajoth | opstanden /NBG: Merajot |
Merari | bitter; triest |
Mered | rebellie/opstand; ontrouw |
Meremoth | verhogingen; hoogten /NBG: Meremot |
Meres | mogelijk: verheven; ook mogelijk: vergeetachtig (Perzisch) |
Merib-Baal | tegenstander van Baal = Heer (in de betekenis van bezitter) /NBG: Meribbaal |
Mesa | bevrijding -> persoonsnaam betekenis onduidelijk; wellicht sterkte in Genesis 10:30 |
Mesach | waarschijnlijk: wie is Aku?; wellicht: behendig, vlug; of: die met kracht de boog spant /NBG: Mesak |
Mescha | bevrijding; bij plaatsnaam: wellicht: sterkte /NBG: Mesa |
Mesech | aanwinst; uitstrooiing /NBG: Mesek kaart 1 coordinaat F1c/F2a volkerenlijst: afstammeling van Jafeth |
Meselemja | door de Here betaald; vergelding van de Here |
Mesezabeel | door God bevrijdt /NBG: Mesezabel |
Mesillemith | genoegdoeningen; vergeldingen /NBG: Mesillemit |
Mesillemoth | genoegdoeningen; vergeldingen /NBG: Mesillemot |
Mesobab | hersteld; teruggekeerd |
Mesullam | beloond; een gegeven beloning |
Mesullemet | beloond; een gegeven beloning |
Methusael | man van God; behorend tot God /NBG: Metusael |
Methusalach | waarschijnlijk: man van de speer; mogelijk ook: wanneer hij sterft, zal het komen/gezonden worden /NBG: Metuselach |
Methusalah | waarschijnlijk: man van de speer; mogelijk ook: wanneer hij sterft, zal het komen/gezonden worden /NBG: Metuselach |
Me-zahab | goudwater; water van goud |
Mezobaja | betekenis onduidelijk; mogelijk: van het leger van de Here /NBG: Mesobaja |
Mibhar | keuze; het beste /NBG: Michbar |
Mibsam | geparfumeerd; geurig |
Mibzar | vesting; versterkte stad /NBG: Mibsar |
Micha | wie is Hem (de Here) gelijk? |
Michaja | wie is gelijk aan de Here? |
Michal | (water)beekje /NBG: Mikal |
Michri | prijs van de Here; gekocht door de Here /NBG: Mikri |
Midian | strijd; twist, ook een geografisch gebied /NBG: Midjan kaart 1 coordinaat E2c/E3b |
Migron | steile rotswand; afgrond |
Mijamin | aan/van de rechterhand/rechterzijde /NBG: Miamin |
Mikloth | scheuten/loten; staven /NBG: Miklot |
Mikneja | bezit van de Here; door de Here gekocht /NBG: Miknejahu |
Milalai | welsprekend |
Milka | koningin/heerseres |
Minjamin | aan/van de rechterhand/rechterkant |
Mirjam | opstand/rebellie |
Mirma | misleiding; fraude |
Misael | wie is wat God is? |
Misam | reiniging |
Misma | (gebeds)verhoring; horende; roem/faam |
Mismanna | vetheid/vettigheid (ook in de zin van voorspoed/vruchtbaarheid) |
Mispereth | getal/nummer; geteld/genummerd /NBG: Misperet |
Mithredath | gegeven door Mitra (de Perzische zonnegod) /NBG: Mitredat |
Mitsraim | Egypte /NBG: Misraim kaart 1 coordinaat E3a volkerenlijst: afstammeling van Cham |
Mizpar | getal/nummer; geteld/genummerd /NBG: Mispar |
Mizza | angst |
Mnason | indachtig; herinnerd |
Moab | water van de vader; ook nageslacht van de vader, ook een geografisch gebied kaart 2 coordinaat B2d |
Moadja | feest/festijn van de Here |
Molecheth | koningin /NBG: Moleket |
Molid | voortbrenger; voortplanter |
Moorman | afkomstig uit Ethiopie, van Cusch afstammend |
Mordechai | betekenis onduidelijk; mogelijk: kleine man; of: vereerder van Mars of ook: bittere droefheid /NBG: Mordekai |
Moza | uitgang; opkomst; oorsprong; voortbrengsel/ras /NBG: Mosa een persoonsnaam een stad in Benjamin |
Mozes | uit (het water) getrokken (worden); ook: bevrijder |
Muppim | mogelijk: slang |
Musi | beproefd/getest |
Naama | aangenaam; beminnelijk; welgevallig een persoonsnaam een stad in Juda |
Naaman | aangenaam; beminnelijk; welgevallig |
Naara | meisje; dienstmaagd; jonge vrouw |
Naari | meisje; dienstmaagd; jonge vrouw /NBG: Naarai |
Nabajoth | hoogten; hoge plaatsen /NBG: Nebajot |
Nabal | dwaas; schurk/gemeen; onbetrouwbaar |
Naboth | vruchten; voortbrengsel /NBG: Nabot |
Nachbi | verborgen |
Nachon | gevestigd/opgericht; vastgesteld /NBG: Nakon |
Nachor | hard ademend; snurkend; snuivend/briesend |
Nadab | royaal; mild/overvloedig |
Naema | aangenaam; beminnelijk; welgevallig /NBG:Naama |
Nafis | vernieuwd; verfrissing |
Naftuchieten | betekenis onbekend een Egyptisch volk volkerenlijst: afstammeling van Cham |
Naggai | glans; heerlijkheid; verlichtend |
Naham | troost; vertroosting /NBG: Nacham |
Nahamani | medelijdend; vertroostend /NBG: Nachamani |
Naharai | snurker; hij die briest /NBG: Nachrai |
Nahas | slang /NBG: Nachas |
Nahasson | tovenaar /NBG: Nachson |
Nahath | rust; vrede /NBG: Nachat |
Nahesson | tovenaar /NBG: Nachson |
Naho | rust /NBG: Nocha |
Nahor | hard ademend, snurkend; snuivend/briesend /NBG: Nachor |
Nahrai | snurker; hij die briest /NBG: Nachrai |
Nahum | medelijdend; vertroostend; vertroosting; trooster; troost |
Naomi | mijn liefelijkheid/welgevalligheid /NBG: Noomi |
Narcissus | bedwelmende geur |
Nathan | gever; mogelijk gegevene; gift /NBG: Natan |
Nathanael | gegeven door God; gave van God / NBG: Natanael |
Nathaneel | gave/geschenk van God /NBG: Netanel |
Nathan-melech | geschenk van de koning /NBG: Netanmelek |
Naum | medelijdend; vertroostend; vertroosting; trooster; troost /NBG: Nahum |
Nearja | (dienst)knecht van de Here |
Nebai | voorspoedig/welvarend |
Nebajoth | hoogten; hoge plaatsen /NBG: Nebajot ook een volk in Jesaja 60:7 kaart 15 coordinaat B2c |
Nebat | gezichtspunt; aanblik |
Nebu | uitlegger; voorspeller /NBG: Nebo een afgod van de Babyloniers (mogelijk Mercurius) |
Nebukadnezar | prins van de god Nebo = uitlegger; voorspeller (afgod van de Babyloniers) /NBG: Nebukadnessar |
Nebukadrezar | prins van de god Nebo = uitlegger; voorspeller (afgod van de Babyloniers) /NBG: Nebukadressar |
Nebuschazban | aanbidder van Nebo (Mercurius) /NBG: Nebusazban |
Nebuzaradan | Nebos prins en heer Nebo = uitlegger; voorspeller, afgod van de Babyloniers |
Necho | betekenis onduidelijk; mogelijk de lamme /NBG: Neko |
Nedabja | edelmoedig van de Here |
Nefeg | spruit; voortbrengsel |
Nefusim | waarschijnlijk: uitbreiding /NBG: Nefussim |
Nefussim | waarschijnlijk: uitbreiding |
Nehemia | vertroosting van de Here |
Nehum | medelijdend; troost /NBG: Nechum |
Nehusta | van koper (metaal) /NBG: Nechusta |
Nekoda | gemerkt/getekend; gespikkeld |
Nemuel | waarschijnlijk: besnijdenis van God; besneden door God |
Ner | lichtdrager; kandelaar; kaars/lamp; ook: voorspoed; geluk |
Nereus | wellicht Griekse vorm van Ner (licht/lamp); wellicht ook klomp |
Neri | lamp; licht; kaars |
Nerija | licht van de Here /NBG: Neria |
Nethaneel | gave/geschenk van God /NBG: Netanel |
Nethanja | gave/geschenk van de Here /NBG: Netanja |
Neziah | uitmuntend; vooraanstaand /NBG: Nesiach |
Nicanor | overwinnaar / NBG: Nikanor |
Nicodemus | overwinning van het volk / NBG: Nikodemus |
Nicolaus | overwinnaar van het volk / NBG: Nikolaus |
Niger | zwarte; neger |
Nimrod | rebel/opstandeling; ook: laten wij opstandig zijn/rebelleren kaart 1 coordinaat F2d volkerenlijst: afstammeling van Cham |
Nimsi | uitgetrokken; gered |
Noa | bewegelijk; beweging |
Noach | rust |
Noadja | ontmoeting met de Here |
Nobah | geblaf /NBG: Nobach het vroegere Kenat, een stad |
Noe | rust /NBG: Noach |
Nogah | helderheid; groot stralend licht /NBG: Noga |
Noha | bewegelijk; beweging /NBG: Noa |
Non | vis (Aramees); ook: voortdurend; blijvend /NBG: Nun |
Nymfas | bruidegom /NBG: Nymfa |
Obadja | werker, dienstknecht van de Here |
Obal | afgestroopt; bladerloos volkerenlijst: afstammeling van Sem |
Obed | werker; dienstknecht |
Obil | opzichter van kamelen |
Ochran | beproefd/ontroerd /NBG: Okran |
Oded | herstellen; oprichten |
Og | langnekkig; gigantisch |
Ohad | samenvoegend; verenigd; ook mogelijk: deel; sympathieke |
Ohel | tent |
Ohola | haar (eigen) tent |
Oholiba | mijn tent is in haar |
Olympas | geschenk van Olympus; hemels |
Omar | welbespraakt; spreker/verteller |
Omri | knecht van de Here |
Onam | kracht/sterk |
Onan | kracht/sterk |
Onesiforus | voordeel aanbrengend; nut brengend |
Onesimus | nuttig; voordelig |
Oreb | raaf ook de steen waarop Oreb werd gedood |
Oren_ | den; spar; pijnboom |
Ornan | vlug; handig; mogelijk ook: grote pijnboom |
Orpa | jong hert |
Othni | leeuw van God; ook: mijn sterkte is God /NBG: Otniel verkorte vorm van Othniel |
Othniel | leeuw van God; ook: mijn sterkte is God /NBG: Otniel |
Ozem | betekenis onduidelijk; mogelijk: de driftige of ik zal hen (doen) haasten /NBG: Osem |
Ozias | (die) de Here versterkt /bekrachtigd /NBG: Uzzia |
Ozni | goedhorend; ook mogelijk: mijn gehoor |
Padon | bevrijding/verlossing |
Paerai | kloof /NBG: Paarai |
Pagiel | gebeurtenis van God |
Pahath-Moab | put/uitgraving van Moab = water van de vader; ook nageslacht van de vader /NBG: Pachat-Moab |
Palal | rechter |
Pallu | onderscheiden; afgezonderd; ook: wonderlijk |
Palti | verlossing door de Here |
Paltiel | verlossing door God |
Parhos | vlo /NBG: Paros |
Parmastha | allereerste /NBG: Parmasta |
Parmenas | duurzaam; de volharder |
Parnach | betekenis onduidelijk; mogelijk: (zeer) vlug/behendig /NBG: Parnak |
Paros | vlo |
Parsandatha | betekenis onduidelijk; mogelijk: van edele geboorte; wellicht ook: wetgeleerde (Perzisch) /NBG: Parsandata |
Paruah | gedijend; bloeiende /NBG: Paruach |
Pasach | snede /NBG: Pasak |
Pasea | kreupel/lam; overslaan, voorbijgaan /NBG: Paseach |
Paseah | kreupel/lam; overslaan, voorbijgaan /NBG: Paseach |
Pashur | mogelijk: veiligheid van alle kanten; vrijheid /NBG: Paschur |
Pathrusieten | afkomstig uit Pathros = zuidelijk streek, een geografische aanduiding, waarschijnlijk Boven-Egypte volkerenlijst: afstammeling van Cham |
Patrobas | betekenis onbekend, wellicht: vaderlijk |
Paulus | de kleine |
Pedael | (die) door God (is) verlost |
Pedaja | (die) door de Here (is) verlost |
Pedazur | (die) door de Rots (is) verlost /NBG: Pedasur |
Pekah | opening (van ogen, oren) /NBG: Pekach |
Pekahia | de Here heeft (zijn ogen) geopend /NBG: Pekachja |
Pelaja | (die) de Here afzondert; ook: de Here is wonderlijk! |
Pelalja | (die) de Here berecht |
Pelatja | (die) de Here verlost |
Peleg | stroom/beek; ook: verdeling volkerenlijst: afstammeling van Sem |
Pelet | verlossing/bevrijding |
Peleth | snelheid/vlugheid /NBG: Pelet |
Peninna | parel; mogelijk ook: rode koralen |
Peres | uitlegger/verklaarder/uiteenzetter; ook: mest -> persoonsnaam in 1 Kronieken 7:16 zelfde naam als Perzie, de uitleg van ufarsin: (uw koninkrijk is) gebroken in Daniel 5:28 |
Perez | doorbraak; breuk; scheur /NBG: Peres |
Perida | (strooi)zaad; ook: scheiding |
Persis | betekenis onbekend, mogelijk: een Perzische vrouw |
Peruda | (strooi)zaad; ook: scheiding |
Petahja | (die) de Here vrijmaakt; ook: de Here opent /NBG: Petachja |
Pethahja | (die) de Here vrijmaakt; ook: de Here opent /NBG: Petachja |
Pethuel | door God uitgebreid/vergroot /NBG: Petuel |
Petrus | steen; rotssteen |
Peullethai | beloning van de Here; werk/handeling van de Here /NBG: Peulletai |
Pichol | opperbevelhebber /NBG: Pikol |
Pilatus | met een werpspies / speer gewapend zie ook Pontius |
Pildas | betekenis onbekend; mogelijk: lamp/vlam van vuur |
Pilha | (gesneden) plak; mogelijk ook: breuk; hazenlip /NBG: Pilcha |
Piltai | (die) de Here verlost |
Pinehas | mond van koper /NBG: Pinechas |
Pinon | duisternis; ook: verward; verstrooiing van gedachten |
Pir-am | als een wilde ezel |
Pispa | betekenis onbekend; mogelijk: verspreiding; verdwijning |
Pithon | waarschijnlijk: opengesperd; mogelijk ook: naaktheid; ongevaarlijk /NBG: Piton |
Pochereth | Pochereth van Zebaim = Pochereth-Hazebaim = het vangen van gazellen |
Pocheret-hazebaim | het vangen van gazellen /NBG: Pokeret-Hassebaim |
Pontius | mogelijk: van de zee zie ook Pilatus |
Poratha | mogelijk: door het lot gegeven (Perzisch); wellicht ook: sieraad (Aramees); vruchtbaarheid /NBG: Porata |
Porcius | varken; zwijnachtig |
Potifar | waarschijnlijk: gegeven door Re (de Egyptische zonnegod) |
Potifera | vrouwelijke vorm van Potifar: gegeven door Re (de Egyptische zonnegod) |
Priscilla | oudachtig; ouwelijk; eerwaardig |
Priska | oudachtig; ouwelijk; eerwaardig /NBG: Prisca |
Prochorus | voordanser; koorleider |
Pua | prachtig/schitterend; glansrijk -> Exodus 1:15 waarschijnlijk meekrap (een plant die rode stof afgeeft) -> richteren 10:1 en 1 Kronieken 7:1 |
Publius | betekenis onbekend; mogelijk: populair |
Pudens | schaamachtig; bleu; bescheidenheid |
Pul | peulvruchten/bonen een koning een volk, zie Jesaja 66:19 |
Pura | boog |
Put_ | gekweld; geteisterd ook een volk, kaart 1 coordinaat F5a volkerenlijst: afstammeling van Cham |
Putiel | gekweld/bedroefd door God |
Puva | waarschijnlijk: meekrap (een plant, die rode verfstof afgeeft), zie ook Pua /NBG: Puwwa |
Puwa | waarschijnlijk: meekrap (een plant, die rode verfstof afgeeft) /NBG: Puwwa |
Quartus | de vierde |
Raamja | angst/verschrikking des Heren |
Rachab | wijd; groot; ruimtelijk |
Rachel | ooi |
Raddai | onderwerpend; bedwingend |
Raema | trilling/huivering /NBG: Rama volkerenlijst: afstammeling van Cham |
Rafa | de rustige; genezer; ook: reus ook een naam van een reus |
Rafu | genezen (in de zin van (weer) gezond) |
Ragau | vriendschap; vriend /NBG: Reu |
Raham | baarmoeder; ook: barmhartig; zorgzame genegenheid /NBG: Racham |
Ram_ | hoog; verheven |
Ramja | (die) door de Here aangesteld (is) |
Reaja | de Here beschouwt (hem) |
Reba | een vierde (deel); zijde |
Rebekka | bindend; vastmaken met een koord |
Rechab | ruiter /NBG: Rekab |
Reelaja | angst/schrik/verschrikking des Heren |
Refael | (die) God genas |
Refah | rijkdommen; overvloed /NBG: Refach |
Refaja | (die) de Here genas |
Regem | vriend |
Regem-melech | vriend van de koning /NBG: Regem-Melek |
Rehabeam | open plaats/vergroting/verruiming van het volk; ook het volk is vergroot /NBG: Rechabeam |
Rehabja | open plaats/vergroting/verruiming van de Here; ook: de Here heeft vergroot /NBG: Rechabja |
Rehu | vriendschap; vriend /NBG: Reu |
Rehuel | (het) aanroepen van God of vriend van God /NBG: Reuel |
Rehum | genadevol; vol van genade/erbarmen /NBG: Rechum |
Rei_ | vriendelijk; sociaal |
Rekem | borduursel; afwisselend; geschakeerd ook een stad in Benjamin |
Remalia | (die) door de Here versierd (is) /NBG: Remaljahu |
Reuel | vriend van God |
Reuma | hoog; verheven/verhoogd |
Rezin | aanvaard; geliefde; vorst; stabiel/standvastig /NBG: Resin |
Rezon | vorst; prins |
Rhesa | betekenis wellicht: vermaak; geneugte, mogelijk ook: hoofd /NBG: Resa |
Rhode | rozeboom; roos(je) / NBG: Rode |
Ribai | mijn strijd; mogelijk: bepleiter bij de Here |
Rifath | betekenis onduidelijk; mogelijk: verpletteraar (van vijanden) /NBG: Rifat volkerenlijst: afstammeling van Jafeth |
Rinna | schreeuwen; zingen; juichen |
Rizja | genot; vreugde; lieflijk; aangenaam /NBG: Risja |
Rizpa | hete steen; kool; ingelegd plaveisel; mozaiek /NBG: Rispa |
Roboam | open plaats/vergroting/verruiming van het volk; ook het volk is vergroot /NBG: Rechabeam |
Rohega | geschreeuw; mogelijk ook: heerlijke regen /NBG: Roga |
Romamthi-Ezer | ik heb hulp doen opstaan /NBG: Romanti-Ezer |
Ros | hoofd; ook: leider |
Ruchama | erbarmen/ontferming |
Rufus | de rode; rood |
Saaf | waarschijnlijk: balsem |
Saasgaz | dienaar/knecht van de schone |
Sabbai | betekenis onduidelijk; mogelijk: goedertierenheid van de Here; wellicht ook: rein/zuiver; omzwervend /NBG: Zabbai |
Sabbethai | op de sabbat geboren; behorend tot de sabbat /NBG: Sabbetai |
Sabta | waarschijnlijk: verzadigd; mogelijk ook: doorbrekende (grote schrik voor vijanden) volkerenlijst: afstammeling van Cham |
Sabtecha | waarschijnlijk: ik ben verzadigd; mogelijk: sterk doorbrekend /NBG: Sabteka volkerenlijst: afstammeling van Cham |
Sachar | wit/wittigheid; mogelijk: taankleurig ook een aanduiding |
Sadduceen | betekenis: navolgers van een zekere Sadok /NBG: Sadduceeën<br /> Joodse groepering uit dezelfde tijd als de Farizeeën.<br /> Tussen 100 voor en 200 na Chr. maken verschillende bronnen melding van twee joodse groeperingen: de Sadduceeën en de Farizeeën. Sadduceeën gehoorzamen de Thora, zonder daar andere geschriften aan toe te voegen. Ze hebben vooral volgelingen onder de priesters in Jeruzalem en sommige rijke aristocraten. Het gaat om een relatief kleine groepering. De naam wordt gebruikt om de Sadduceeën te onderscheiden van andere groeperingen met ongeveer dezelfde opvattingen. <br /> De Sadduceeën volgen de Thora zoals in de Bijbel beschreven wordt. Deze traditie is door Mozes begonnen. Ze verwerpen de doctrine van de onsterfelijkheid van de ziel en van beloning en straf in het hiernamaals. Ze menen af te stammen van de hogepriester Zadok, die leefde in de tijd van de tempel van Salomo. Stellen zich op als godsdienstige tegenstanders van Maccabeërs in Jeruzalem, maar gaan wel politieke banden met hen aan. Ze accepteren de realiteit van de Romeinse overheersing. <br /> Onduidelijk blijft wanneer de sekte ophoudt te bestaan. Sommigen denken aan de periode volgend op de verwoesting van de Tempel in Jeruzalem in 70 n. Chr. Na die tijd verschijnt echter nog literatuur waarin de groep genoemd wordt. <br /> <br /> bron: www.vecip.com |
Sadok | rechtvaardige |
Sadrach | betekenis onduidelijk; mogelijk: vreugde in de weg /NBG: Sadrak |
Saf | bekken; kom; ook: drempel: of: lang |
Safam | eminent; uitstekend/uitmuntend |
Safan | klipdas |
Safat | rechter |
Saffira | schoon(heid) |
Sage | dwalend; vergissend |
Saharaim | twee dageraden/schemeringen /NBG: Sacharaim |
Sala | gewapend /NBG: Selach |
Salathiel | ik heb (hem) van God gevraagd /NBG: Sealtiel |
Salemja | genoegdoening/vergelding van de Here; mogelijk ook: vrede van de Here /NBG: Selemja |
Sallai | verhoogd; verheven |
Sallu | gewogen |
Sallum | geheel betaald; voldaan; vergelding/genoegdoening |
Salma | kleed; gewaad; (be)kleding |
Salmai | genoegdoening/vergelding van de Here; mogelijk ook: vrede van de Here |
Salman | mogelijk: Shoelmanoe (Assyrische afgod) is de eerste |
Salmaneser | mogelijk: Shoelmanoe (Assyrische afgod) is de eerste /NBG: Salmanassar |
Salmon | schaduwrijk; donker -> naam van een berg in Richteren 9:48 en Psalm 68:14; een krijgsheld in Psalm 68:14 kleed; gewaad; (be)kleding -> een persoonsnaam |
Salome | vrouwelijke vorm van Salomo = vreedzaam, vredig |
Salomo | vreedzaam; vredig |
Salomon | vreedzaam; vredig / NBG: Salomo |
Salu | gewogen |
Sama | (gebeds)verhoring; het horen; horende |
Samgar | waarschijnlijk zwaard; mogelijk ook: vreemdeling geheten |
Samhuth | verlatenheid; woestijn; ook: verbazing /NBG: Samhut |
Samla | kleed; gewaad; (be)kleding |
Samlai | vreedzaam; vredig |
Samma | woestijn; verbazing |
Sammai | verlaten |
Sammoth | verlaten plaatsen; woestijnen |
Sammua | verslag; gerucht/roep; roem |
Samserai | waarschijnlijk: bescherming van de Here; de Here behoedt |
Samson | als de zon/zon-achtig; schitterende zon /NBG: Simson |
Samuel | gehoord / verhoord door God |
Sanballat | verborgen/geheime haat |
Sanherib | mogelijk: San (een afgod) heeft vele broeders |
Sara | vorstin; prinses; voorname vrouw |
Saraf | (vurige) slang |
Sarai | twistziek begin; beginnend -> in Ezra 10:40 |
Sarar | standvastig; vijand |
Sarezer | waarschijnlijk; bescherm de koning; mogelijk ook: prins van het vuur; heldere glans /NBG: Sareser |
Sargon | betekenis onduidelijk; mogelijk: de koning is machtig (Assyrisch); mogelijk ook: vorst/prins van de zon |
Saruch | tak; verweven /NBG: Serug |
Sasai | wit |
Sasak | begerend |
Saul | gevraagd; geleend |
Saulus | gevraagd; geleend |
Sausa | woning (van de Here) /NBG: Sawsa |
Sceva | woning (van de Here); wellicht ook: gedachtenlezer /NBG: Skevas |
Schammua | verslag; gerucht/roep; roem /NBG: Sammua |
Schear-jaschub | een rest/overblijfsel zal (zich) omkeren/bekeren/wederkeren /NBG: Sear-Jasub |
Scheba | mogelijk: dronkaard -> een persoonsnaam in Genesis 10:7 en 1 Kronieken 1: 9 en een land in Psalm 72:10 en Jesaja 43:3 eed; zeven -> een stad in Simeon in Jozua 19:2; -> persoonsnaam in 2 Samuel 20:1, 2, 6, 7,10, 13, 21 en 22 en 1 Kronieken 5:13; -> naam van een put in Genesis 26:33 betekenis onduidelijk; misschien: mensheid -> alle andere teksten /NBG: Seba kaart 1 coordinaat F4 midden volkerenlijst: afstammeling van Cham volkerenlijst: afstammeling van Sem |
Schobab | wegkeren/afkeren; opstandig /NBG: Sobab |
Schuni | stilte; rust /NBG: Suni |
Seal | (dringend) verzoek; smeekbede |
Sealthiel | ik heb (hem) van God gevraagd /NBG: Sealtiel |
Searja | die door de Here geacht/beoordeeld wordt |
Seba | mogelijk: dronkaard -> een persoonsnaam in Genesis 10:7 en 1 Kronieken 1: 9 en een land in Psalm 72:10 en Jesaja 43:3 eed; zeven -> een stad in Simeon in Jozua 19:2; -> persoonsnaam in 2 Samuel 20:1, 2, 6, 7,10, 13, 21 en 22 en 1 Kronieken 5:13; -> naam van een put in Genesis 26:33 betekenis onduidelijk; misschien: mensheid -> alle andere teksten /NBG: Seba kaart 1 coordinaat E4d volkerenlijst: afstammeling van Cham |
Sebanja | lieveling van de Here |
Seber | breuk |
Sebna | tederheid |
Sebuel | gevangene van God |
Sechanja | bijwoner/inwoner van de Here /NBG: Sekanja |
Sechem | (aan)deel; ook mogelijk: rug; schouder /NBG: Sekem |
Sedeur | lichtwerpen; mogelijk: bliksem |
Seera | (naaste) bloedverwantschap |
Sefanja | (die) de Here heeft verborgen |
Sefatja | (die) de Here berecht/verdedigt |
Sefi | eminent; uitstekend/uitmuntend |
Sefo | eminent; uitstekend/uitmuntend |
Sefufam | waarschijnlijk: slang |
Sefufan | waarschijnlijk: slang |
Segub | verhoogd; verheven |
Seharja | (die) de Here zoekt; mogelijk ook: dageraad is/van de Here /NBG: Secharja |
Seja | woning (van de Here), dezelfde persoon als Seraja |
Sekundus | de tweede /NBG: Secundus |
Selah | gewapend /NBG: Selach volkerenlijst: afstammeling van Sem |
Seled | verrukking; grote blijdschap |
Selef | uittrekken (van het zwaard) volkerenlijst: afstammeling van Sem |
Selemja | genoegdoening/vergelding van de Here; mogelijk ook: vrede van de Here |
Seles | drietal |
Selomi | vreedzaam; vredig |
Selomith | vreedzaam; vredig /NBG: Selomit |
Selomoth | vreedzaam; vredig /NBG: Selomot |
Selumiel | vrede met God; vriend van God |
Sem | naam |
Sema | verslag; gerucht/roep; roem ook een plaatsnaam |
Semaa | gehoorzaamheid |
Semachja | (die) de Here steunt /NBG: Semakjahu |
Semaja | de Here heeft gehoord |
Semaria | (die) de Here bewaakt/bewaart /NBG: Semarja |
Semarja | (die) de Here bewaakt/bewaart |
Semeber | in de hoogte zweven/verheffen |
Semed | betekenis onduidelijk; mogelijk: verdelgen/uitroeien; opeten |
Semei | beroemd door de Here; of: luistert, mijn verslag /NBG: Semein |
Semer | wachter; bewaarder; bewaard |
Semida | roem van kennis |
Semiramoth | naam van verhoging; hoogverheven naam /NBG: Semiramot |
Semuel | door God gehoord; mogelijk ook zijn Naam is God, zelfde naam als Samuel |
Senaa | doornachtig/stekelachtig |
Senazar | waarschijnlijk: Sin (de maangod) beschermt /NBG: Senassar |
Senua | gehaat /NBG: Hassenua |
Seorim | gerst |
Sera | overvloed /NBG: Serach |
Serah | overvloed /NBG: Serach |
Serahja | hij zal door de Here stralen/tot licht gebracht worden /NBG: Zerachja |
Seraja | woning van de Here |
Serebja | hitte des Heren; de Here deed verschroeien |
Sered | vrees; angst |
Seres | wortel |
Sergius | betekenis onbekend; wellicht: uit de aarde geboren |
Serug | tak; verweven |
Sesai | wit |
Sesan | wit (marmer) |
Sesbazar | waarschijnlijk: Sames (de zonnegod); bescherm de zoon; mogelijk ook: aanbidder van vuur /NBG: Sesbassar |
Seth | vervanging; vergoeding /NBG: Set |
Sethar | ster; hij die tevoorschijn komt/doorbreekt /NBG: Setar |
Sethur | verborgen; beschermd /NBG: Setur |
Seva | IJdelheid; verwaandheid /NBG: Sewa |
Sia | waarschijnlijk: verzameling |
Siaha | waarschijnlijk: verzameling |
Sibbechai | verwarring van de Here /NBG: Sibbekai |
Sibchai | verwarring van de Here /NBG: Sibbekai |
Sifei | overvloed /NBG: Sifi |
Sifra | helderheid; schoonheid; liefelijkheid |
Siftan | rechterlijk; onpartijdig |
Sihon | wegslaand; hij, die alles voor zich uitdrijft /NBG: Sichon |
Silas | zwijger; stiltemaker of drie/derde; wellicht verwant met Saul |
Silchi | gewapend |
Silhi | gewapend /NBG: Silchi |
Silla | schaduw -> een persoonsnaam Genesis 4:19,22 en 23 verhoging; weg; hoofdweg -> een plaatsnaam |
Sillem | genoegdoening; vergelding; geheel voldaan |
Siloni | vrede rust; ook: vredemaker /NBG: Sela |
Silsa | drietal |
Silvanus | langere vorm van Silas Silas: zwijger; stiltemaker of drie/derde; wellicht verwant met Saul |
Simea | roem/faam -> 1 Kronieken 8:32 verslag; gerucht/roep; roem/faam /NBG: Sima |
Simeam | roem; faam /NBG: Simam |
Simeath | verslag; gerucht/roep; roem/faam /NBG: Simat |
Simei | beroemd/befaamd /NBG: Simi |
Simon | horende (met aanneming) -> zie Simeon grote woestijn -> 1 Kronieken 4:20 |
Simrath | wacht/bewaker /NBG; Simrat |
Simri | waakzaam |
Simrith | bewaker/bewaarder /NBG: Simrit |
Simron | wacht/bewaker, ook een stadsnaam |
Simsai | als de zon/zonachtig; schitterende zon |
Simson | als de zon / zonachtig; schitterende zon |
Sinab | tand van de vader |
Siniet | afkomstig van Sin volkerenlijst: afstammeling van Cham |
Sippai | bekken; kom; ook: drempel; lang |
Sisa | woning (van de Here) |
Sisak | betekenis onduidelijk; mogelijk: gelijk een rivier |
Sisera | slagorde |
Sismai | betekenis onduidelijk /NBG: Sisemai |
Sithri | bescherming des Heren /NBG: Sitri |
Sitrai | schrijver; ambtenaar |
Siza | waarschijnlijk: volheid; glans |
So | betekenis onduidelijk; mogelijk verheven; verhoogd; opgehoogd |
Sobab | wegkeren/afkeren; opstandig |
Sobach | uitvloeiing; toename /NBG: Sobak |
Sobai | hij die gevangen neemt |
Sobal | scheut; stroomversnelling |
Sobek | (hij zal) verlaten/in de steek laten; mogelijk: hij zal overblijven |
Sobi | hij die gevangen neemt |
Sochja | (om)zwerving; dwaling /NBG: Sakeja |
Socipater | verlossende/reddende vader of redder van zijn vader /NBG: Sosipater |
Sodi | vertrouwelijk |
Sofach | uitgespreid; uitgegoten |
Sofereth | schrijver; schriftgeleerde /NBG: Soferet |
Soham | onyx/sardonyx |
Somer | wachter; bewaker/bewaarder |
Sopater | verlossende/reddende vader; of: redder van zijn vader |
Sosthenes | betekenis onbekend; wellicht: redder van zijn volk; of: van ongebroken kracht /NBG: Sostenes |
Sotai | verlatend |
Stachys | korenaar |
Stefanas | kroon; gekroond |
Stefanus | kroon; gekroond |
Sthar-boznai | ster van schittering; schitterende ster /NBG: Setar-Boznai |
Sua | rijkdom |
Suah | voegsel; vuil in 1 Kronieken 7:36 put in Genesis 25;2 en 1 Kronieken 1:32 /NBG: Suach |
Sual | vos ook een landstreek in Benjamin |
Subael | gevange van God |
Suha | put; kuil; diepte; groeve /NBG: Sucha |
Suham | (put/kuil)graver /NBG: Sucham |
Suni | stilte/rust |
Suppim | slangen |
Susanna | lelie; of: roos |
Susi | mijn paard |
Sutelah | betekenis onduidelijk; mogelijk: gekraak van scheuren /NBG: Sutelach |
Suthelah | betekenis onduidelijk; mogelijk: gekraak van scheuren /NBG: Sutelach |
Syntyche | gelukkige; gelukkig samenzijn |
Tabbaoth | (zegel)ringen; indrukken /NBG: Tabbaot |
Tabeal | God is goed |
Tabeel | God is goed |
Tabitha | hinde/vrouwelijke gazelle /NBG: Tabita |
Tabrimmon | Rimmon (= granaatappel) is goed /NBG: Rimmon |
Tachath | onderkant; nederdrukking/laagte; plaats/positie /NBG: Tachat ook een legerplaats |
Tachkemoni | afkomstig van Chakmoni = wijs; verstandig /NBG: Chakmoni |
Tachpenes | betekenis onbekend; mogelijk: het begin van de eeuw; hoofd van het land; gegeven door de slag; mogelijk ook: beschermster/vrouw van de koning |
Tafath | druppel (van mirre) /NBG: Tafat |
Tahan | kampement; legerplaats /NBG: Tachan |
Tahas | das (dier); ook mogelijk: zeekoe /NBG: Tachas |
Tahath | onderkant; nederdrukking/laagte; plaats/positie /NBG: Tachat |
Talmai | vol met groeven/voren; rimpelig |
Talmon | onderdrukt/verdrukt |
Tanhumeth | troost; vertroosting /NBG: Tanchumet |
Tebah | slachting (van mensen, dan wel van dieren) /NBG: Tebach |
Tebalja | (die) de Here heeft gereinigd/gezuiverd /NBG: Tebaljahu |
Tehinna | verzoek; bede om genade /NBG: Techinna |
Telah | bres; breuk /NBG: Telach |
Telaim | lammeren |
Telem | verdrukking/onderdrukking ook een stad in Juda |
Terah | waarschijnlijk steenbok, ook een plaatsnaam /NBG: Terach |
Tertius | de derde |
Tertullus | bedrieger; drievoudig gehard; wellicht ook: verkleining van Tertius |
Thaarea | betekenis onbekend; mogelijk: listig; sluw; vlucht /NBG: Tarea |
Thaddeus | mijn borst; ruimhartig; moedig /NBG: Taddeus |
Thaerea | betekenis onbekend; mogelijk: listig; sluw; vlucht /NBG: Tachrea |
Thalmai | vol met groeven/voren; rimpelig /NBG: Talmai |
Thamah | betekenis onduidelijk; mogelijk: wonder; ook mogelijk: verdelging; mogelijk ook: gelach /NBG: Temach |
Thamar | palm(boom) / NBG: Tamar |
Thara | waarschijnlijk: steenbok /NBG: Terach |
Tharah | waarschijnlijk: steenbok /NBG: Terach ook een legerplaats |
Thathnai | gift/geschenk; offerande /NBG: Tattenai |
Thema_ | waarschijnlijk: verbazing; ook mogelijk: woestijn, ook een geografische aanduiding /NBG: Tema |
Theofilus | liefhebber/vriend van God / NBG: Teofilus |
Theres | streng /NBG: Teres |
Theudas | belijder; of: gave Gods/door God gegeven /NBG: Teudas |
Thiras | betekenis onduidelijk; mogelijk: begeerte; verlangen /NBG: Tiras volkerenlijst: afstammeling van Jafeth |
Thirea | angst/vrees /NBG: Tireja |
Thogarma | betekenis onbekend; mogelijk: u zult haar (ver)breken /NBG: Togarma ook een geografische aanduiding in Ezechiel 27:14 en 38:6 volkerenlijst: afstammeling van Jafeth |
Thoi | dwaling; vergissing; fout /NBG: Toi |
Thola | wormpje; (purper)slak /NBG: Tola |
Thomas | tweeling(broer) /NBG: Tomas |
Thou | dwaling; vergissing; fout /NBG: Tou |
Tiberius | van de (riviergod) Tiber |
Tibni | gebouw van de Here |
Tideal | angst/vrees; eerbied, mogelijk ook: grote zoon /NBG: Tidal |
Tiglath-pilezer | betekenis onduidelijk; wellicht: heer van de Tigris = scherpe snelheid ; mogelijk ook: een groot koning /NBG: Tiglatpileser |
Tiglath-pilneser | betekenis onduidelijk; wellicht: heer van de Tigris = scherpe snelheid ; mogelijk ook: een groot koning /NBG: Tiglatpileser |
Tikva | hoop; verwachting /NBG: Tikwa |
Tilon | betekenis onbekend; wellicht: gift |
Timeus | eer(bied)waardig; hoog geschat |
Timon | eerwaardig; geeerd |
Timotheus | Godvrezende; of: Godsvereerder /NBG: Timoteus |
Tiras | betekenis onduidelijk; mogelijk: begeerte; verlangen kaart 1 coordinaat D2b volkerenlijst: afstammeling van Jafeth |
Tirhaka | betekenis onduidelijk; wellicht verheven; of: hij zocht de vromen uit |
Tirhana | betekenis onduidelijk; mogelijk: wonende in een residentie; ook mogelijk: zeer veilige woonplaats; wellicht ook gunst /NBG: Tirchana |
Toah | laag; laagte /NBG: Toach |
Tob-adonia | Adonia (mijn Here is de Here) is goed /NBG: Adonia |
Tobia | de Here is goed |
Tochu | laag; laagte |
Togarma | betekenis onbekend; mogelijk: u zult haar (ver)breken ook een geografische aanduiding kaart 1 coordinaat E2b volkerenlijst: afstammeling van Jafeth |
Tokhath | vergadering; verzameling; mogelijk ook: hoop /NBG: Tokhat |
Tola | wormpje; (purper)slak |
Trofimus | pleeg- en voedsterzoon; of: welopgevoede |
Tryfena | weelderig; of: voortreffelijk; of ook: week |
Tryfosa | weelderig; of: voortreffelijk; of ook: week |
Tsalmuna | de schaduw wordt (van hem) weggehouden /NBG: Salmunna |
Tsemariet | afkomstig van Semaraim = waarschijnlijk: twee heuvels/belemmeringen; mogelijk ook: dubbele schapenvacht /NBG: Semariet volkerenlijst: afstammeling van Cham |
Tubal | verspreiden; voortbrengen; propageren ook een geografische aanduiding kaart 1 coordinaat F1c volkerenlijst: afstammeling van Jafeth |
Tubal-kain | verspreiding/voortbrengsel van Kain |
Tychikus | bevoorrecht; gelukskind |
Tyrannus | bevelhebber; heerser; tiran |
Uchal | waarschijnlijk: eten; consumeren /NBG: ik versmacht |
Uel | kracht van God; ook mogelijk: wil van God |
Ulam | portaal; mogelijk ook: de eerste van allen (eerstgeborene) |
Ulla | juk |
Unni | onderdrukt; geteisterd; bedroefd |
Urbanus | stads/stedeling; beschaafd |
Uri | schijnend; vlammend |
Uria | licht van de Here; de Here is mijn licht |
Uriel | licht van God; God is (mijn) licht |
Usal | waarschijnlijk: vertrek (weggaan); mogelijk ook: heen een weer gaande /NBG: Uzal volkerenlijst: afstammeling van Sem |
Uthai | gesteund/geholpen door de Here /NBG: Utai |
Uz | mogelijk raadgever; mogelijk ook: zacht en vruchtbaar land /NBG: Us ook een land (waar Job woonde) kaart 12 coordinaat D1d volkerenlijst: afstammeling van Sem |
Uza | sterkte; kracht /NBG: Uzza |
Uzai | waarschijnlijk: mijn sterkte |
Uzal | waarschijnlijk: vertrek (weggaan); mogelijk ook: heen en weer gaande volkerenlijst: afstammeling van Sem |
Uzia | (die) de Here versterkt/bekrachtigt /NBG: Uzzia |
Uzza | sterkte/kracht |
Uzzi | (die) de Here versterkt/bekrachtigt |
Uzzia | (die) de Here versterkt/bekrachtigt |
Uzziel | (mijn) kracht is van God |
Vaizatha | zuiver/puur; oprecht; blank /NBG: Waizata |
Vanja | week; zacht /NBG: Wanja |
Vasni | betekenis onduidelijk; mogelijk: sterk; gift van de Here; of: hier is de tweede! /NBG: de tweede |
Vasthi | schone vrouw; schoonheid; geliefde /NBG: Wasti |
Wofsi | betekenis onduidelijk; mogelijk: toevoeging/rijkdom van de Here |
Zaavan | onrustig; beroering; beweeglijk /NBG: Zaawan |
Zabad | gift; geschenk |
Zabbai | betekenis onduidelijk; mogelijk: goedertierenheid van de Here; wellicht ook: rein/zuiver; omzwervend |
Zabbud | gegeven; geschonken |
Zabdi | gever; ook: geschenk van de Here |
Zabdiel | gave/geschenk van God |
Zabud | gegeven/geschonken |
Zacchur | indachtig; gedachtig /NBG: Zakkur |
Zaccur | indachtig/gedachtig /NBG: Zakkur |
Zacharia | (die) de Here herinnert; gedachtenis van de Here |
Zacharias | (die) de Here herinnert; gedachtenis van de Here / NBG: Zacharia |
Zacharja | (die) de Here herinnert; gedachtenis van de Here /NBG: Zekarja zelfde naam als Zacharia |
Zacheus | zuiver; rechtvaardig; gerechtvaardigd |
Zadok | rechtvaardige /NBG: Sadok |
Zafnath Paaneah | waarschijnlijk: verlosser van de eeuw/wereld; mogelijk ook: uitlegger van verborgenheden /NBG: Safenat-Paneach |
Zaham | afschuw; walging; walgelijk |
Zakkai | zuiver; rein; onschuldig |
Zakkur | indachtig; gedachtig |
Zalaf | breuk; wond /NBG: Salaf |
Zalmon | schaduwrijk; donker -> naam van een berg in Richteren 9:48 en Psalm 68:14; een krijgsheld in Psalm 68:14 / kaart 8 coordinaat D4b kleed; gewaad; (be)kleding -> een persoonsnaam /NBG: Salmon |
Zalmuna | de schaduw wordt (van hem) weggehouden /NBG: Salmunna |
Zara | opgang (van licht); stralende verschijning /NBG: Zerach |
Zarchi | afkomstig van Zerach = opgang (van licht); stralende verschijning |
Zatthu | waarschijnlijk: sieraad; schoonheid; lieflijk /NBG: Zattu |
Zaza | betekenis onduidelijk; mogelijk volheid |
Zebadja | gift/geschenk van de Here |
Zebah | slachtoffer; vlees van geslachte dieren /NBG: Zebach |
Zebedeus | gift/geschenk van de Here |
Zebina | gekocht |
Zebudda | gegeven; geschonken |
Zebul | woning; verblijfplaats |
Zecharja | (die) de Here herinnert; gedachtenis van de Here /NBG: Zekarja zelfde naam als Zacharia |
Zecher | gedachtenis /NBG: Zeker |
Zedekia | de Here zal (hem) bevestigen/oprichten/stellen -> Jeremia 27:1 gerechtigheid van de Here -> alle andere teksten /NBG: Sedekia |
Zeeb | wolf |
Zefanja | (die) de Here heeft verborgen /NBG: Sefanja |
Zefi | wachttoren /NBG: Sefi |
Zefo | wachttoren /NBG: Sefo |
Zefon | noordelijk; ook: verborgen; donkere hoek /NBG: Sefon |
Zela | vrede rust; ook vredemaker -> persoonsnaam in Nehemia 11:5 verzoek; vraag -> persoonsnaam rib; richel (van een bouwwerk); ook: hinken; mank; kreupel -> plaatsnaam Jozua 18:28 en 2 Samuel 21:14 rots -> overige plaatsen en geografische aanduidingen |
Zelafead | eerste breuk; doorbraak; eerstgeborene /NBG: Selofchad |
Zelek | kloof/spleet; splijting /NBG: Selek |
Zemariet | afkomstig van Semaraim = waarschijnlijk: twee heuvels/belemmeringen; mogelijk ook: dubbele schapenvacht /NBG: Semariet volkerenlijst: afstammeling van Cham |
Zemira | lied; melodie; gezang |
Zenas | afkorting van Zenodoros; betekenis: gave/geschenk van Zeus |
Zera | opgang (van licht); stralende verschijning /NBG: Zerach |
Zerah | opgang (van licht); stralende verschijning /NBG: Zerach |
Zerahja | hij zal door de Here stralen/tot licht gebracht worden /NBG: Zerachja |
Zeraja | woning van de Here /NBG: Seraja |
Zeres | goud; waarschijnlijk: Venus |
Zereth | pracht; luister; glans /NBG: Seret |
Zeri | balsem /NBG: Seri |
Zeror | verkoeling /NBG: Seror |
Zerua | melaats /NBG: Serua |
Zerubbabel | verstrooid in Babel; ook mogelijk: gezaaid in Babel |
Zeruja | welriekend; geurig; balsem /NBG: Seruja |
Zetham | olijf; olijfboom; olijvenkweker /NBG: Zetam |
Zethan | olijf; olijfboom; olijvenkweker /NBG: Zetan |
Zethar | ster; mogelijk ook: zeer groot; overwinnaar /NBG: Zetar |
Zia | gebeef; geschok; beweging; tumult |
Zibeon | veelkleurig; geschakeerd /NBG: Sibon |
Zibja | gazelle /NBG: Sibja |
Zichri | herdacht; beroemd; mijn gedachtenis /NBG: Zikri |
Zidkia | gerechtigheid van de Here /NBG: Sidkia |
Zifa | stroom; verandering; mogelijk ook: geleend |
Zifjon | verwachting; uitzicht /NBG: Sifjon |
Ziha | dorstig; droogheid /NBG: Sicha |
Zilla | schaduw /NBG: Silla |
Zillethai | schaduw (bescherming) van de Here /NBG: Silletai |
Zilpa | druppel; afdruipsel |
Zimma | boos/slecht/gemeen plan |
Zimram | snoeier; ook: zanger /NBG: Zimran |
Zimran | snoeier; ook: zanger |
Zimri | snoeier; ook: zanger |
Zina | overvloed |
Zippor | (kleine) vogel; mus /NBG: Sippor |
Zippora | (kleine) vogel; mus (vrouwelijk) /NBG: Sippora |
Ziza | overvloed |
Zizza | overvloed /NBG: Ziza |
Zofah | uitgespreid; uitgegoten /NBG: Sofach |
Zofai | honingraat /NBG: Sofai |
Zofar | (kleine) vogel; mus /NBG: Sofar |
Zohar | witheid (van kleur); mogelijk: taankleurig /NBG: Sochar |
Zoheth | betekenis onduidelijk; mogelijk: dik; sterk; mogelijk ook: gewelddadige wegvoering /NBG: Zochet |
Zorobabel | verstrooid in Babel; ook mogelijk: gezaaid in Babel /NBG: Zerubbabel |
Zuar | zeer klein; verkleind /NBG: Suar |
Zuriel | mijn rots is God /NBG: Suriel |
Zurisaddai | mijn rots is de Almachtige/NBG: Surisaddai |